Papierstoringen verhelpen
De meeste papierstoringen kunt u vermijden door zorgvuldig het papier en speciale afdrukmateriaal te kiezen en
dit op de juiste wijze te plaatsen. Zie "Papierstoringen voorkomen" op pagina 126 voor meer informatie. Als er toch
papier vastloopt, voert u de stappen uit die in dit hoofdstuk worden beschreven.
Let op—Kans op beschadiging: gebruik nooit gereedschap om een papierstoring te verhelpen. Hiermee kunt u
het verhittingsstation permanent beschadigen.
Als er foutberichten over papierstoringen worden weergegeven, moet u al het papier uit de papierbaan verwijderen
en op
drukken om het bericht te wissen en het afdrukken te hervatten. De printer drukt een nieuw exemplaar af
van de pagina die is vastgelopen als Herstel na storing is ingesteld op Aan of Auto. De instelling Auto garandeert
echter niet dat de pagina opnieuw wordt afgedrukt.
Opmerking: Auto is de standaardinstelling voor Herstel na storing. De printer drukt vastgelopen pagina's opnieuw
af, tenzij het geheugen om de pagina's op te slaan benodigd is voor andere afdruktaken.
Papierstoringen voorkomen
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
•
Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal. Zie "Ondersteunde papierformaten, -soorten,
-gewichten en -hoeveelheden" op pagina 61 voor meer informatie.
•
Plaats niet te veel papier in de printer. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale
stapelhoogte.
•
Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig, gebogen of kromgetrokken papier.
•
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
•
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•
Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
•
Voer geen enveloppen in die:
–
gemakkelijk krullen;
–
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–
zijn samengevouwen;
–
zijn voorzien van postzegels;
–
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
–
gebogen hoeken hebben;
–
een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben;
–
aan elkaar kleven of beschadigd zijn.
•
Bewaar het papier in een geschikte omgeving.
•
Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken.
•
Plaats geen afdrukmateriaal in de universeellader terwijl de printer bezig is met afdrukken. Plaats afdrukmateriaal
in de universeellader voordat u gaat afdrukken of wacht tot u wordt gevraagd afdrukmateriaal te plaatsen.
•
Schuif alle laden geheel terug in de printer nadat u het papier hebt geplaatst.
•
Zorg ervoor dat de geleiders in de laden op de juiste wijze zijn ingesteld en niet te strak tegen het papier zijn
gedrukt.
Papierstoringen verhelpen
126