Installatiehandleiding
21
Leidingisolatie
Alle leidingen moeten worden geïsoleerd om verbrandingsgevaar te verminderen. Isolatie voorkomt ook warmtever-
lies naar de omgeving.
Na afronding
• Lektest van het systeem uitvoeren.
• Vuilverzamelaars reinigen.
6.2 Stoomwarmtewisselaar
Monteren van de stoomwarmtewisselaar
De stoomwarmtewisselaar uitpakken.
Verwijder het achterpaneel van de machine.
Demonteer de steunrail op de machine (A). Noteer de draairichting van de steunrail, deze moet weer op dezelfde
manier worden gemonteerd.
A
Hang de stoomwarmtewisselaar op de onderset steunrail in de machine.
Houd de stoomwarmtewisselaar in de machine en monteer de steunrail weer. Zorg dat deze aangrijpt op de
stoomwarmtewisselaar.
Bevestig de stoomwarmtewisselaar met de schroeven aan de steunrail.
Let op:
Er mag geen ruimte zijn tussen de machine en de stoomwarmtewisselaar.
Monteer het achterpaneel.
Bevestig de drukslangen aan de inlaat- en uitlaataansluitingen van de machine. Het is belangrijk de inlaat- en uitlaat-
aftakkingen te ondersteunen, om vervorming te voorkomen.
De drukslangen mogen niet doorhangen.
fig.7195
Na afronding
• Lektest van het systeem uitvoeren.
• Vuilverzamelaars reinigen.
• Functietest uitvoeren.