Hoofdstuk 3
Onderhoud en problemen oplossen
Hieronder volgt een overzicht van niet-technische controles.
Deze controles moeten regelmatig worden uitgevoerd
om er zeker van te zijn dat het apparaat naar behoren
functioneert. Wanneer u tijdens een van deze controles
een defect constateert, dient u contact op te nemen met
de technische dienst van ZOLL.
Controle
Controleer of het apparaat schoon (geen vloeistoffen
aanwezig) en leeg is.
Controleer de werking van alle batterijen.
Reinigen
Reinig de Base PowerCharger
milde zeep en water.
Dompel geen enkel onderdeel van de Base
PowerCharger
onder in water. Gebruik geen alcohol
1x1
of ketonen (ethylmethylketon, aceton, enzovoort). Plaats
de Base PowerCharger
niet in een autoclaaf.
1x1
De werking controleren
1. Sluit het apparaat aan op een stroomvoerend
wisselstroomnet. De vier indicatorlampjes branden
gedurende 4-5 seconden. Het indicatorlampje
VOEDING blijft branden. De andere indicatorlampjes
gaan weer uit.
2. Controleer of alle indicatorlampjes behalve VOEDING
uit zijn als het batterijcompartiment leeg is.
3. Druk op de knop TEST om te controleren of het
apparaat naar behoren functioneert.
4. De vier indicatorlampjes branden gedurende 4-5
seconden.
5. Wanneer de indicatorlampjes TEST... en BATT. KLAAR
gedurende drie seconden blijven branden als de andere
lampjes uit gaan, werkt het apparaat naar behoren en
zijn er geen defecten.
6. Wanneer het indicatorlampje FOUT blijft branden, is het
apparaat defect.
7. Plaats een batterij in het batterijcompartiment.
Controleer of het indicatorlampje OPLADER AAN
direct gaat branden.
met een zachte doek,
1x1
Problemen oplossen
Het onderstaande overzicht is bedoeld als handleiding
bij het oplossen van problemen door niet-technisch
personeel tijdens het gebruik van het apparaat. U vindt hier
antwoorden op veel gestelde vragen of veel voorkomende
problemen tijdens het gebruik.
Wanneer u het probleem met behulp van dit overzicht niet
kunt oplossen, moet u contact opnemen met de technische
dienst van ZOLL.
1. Het indicatorlampje VOEDING brandt niet.
Controleer of het apparaat op de juiste stroombron
•
is aangesloten.
Controleer het netsnoer op defecten.
•
Sluit het apparaat aan op een andere stroombron.
•
Controleer of er een zekering is gesprongen.
•
2. Het indicatorlampje OPLADER AAN brandt niet als er
een batterij in het compartiment is geplaatst.
Controleer of de batterij stevig in het compartiment
•
is geplaatst.
Controleer of de contacten van de batterij schoon en
•
onbeschadigd zijn.
Controleer of het apparaat op de juiste stroombron
•
is aangesloten.
Test de werking van het batterijcompartiment.
•
Plaats een andere batterij in het compartiment.
•
3. Het indicatorlampje TEST... brandt niet als u op de
knop TEST drukt.
Controleer of de batterij stevig in het compartiment
•
is geplaatst.
Controleer of het apparaat op de juiste stroombron
•
is aangesloten.
Controleer of het batterijcompartiment naar behoren
•
functioneert en zijn er geen defecten.
Herhaal de testcyclus.
•
Wanneer de tweede batterijtest mislukt, dient u
•
de batterij niet meer te gebruiken.
13