2. Plaats een batterij in het batterijcompartiment.
Controleer of de batterij goed is geplaatst (u moet
een klik horen).
3. De indicatorlampjes OPLADER AAN en TEST... gaan
branden. Deze lampjes blijven branden tijdens de AutoTest
test- en oplaadcyclus. Tijdens de oplaadcyclus bij Quick-
Charge brandt alleen het indicatorlampje OPLADER AAN.
4. Na acht uur of minder voor de PD 4410/Smart Battery,
of vijftien uur of minder voor de XL Smart Battery (met
AutoTest) gaat het indicatorlampje OPLADER AAN uit.
Het indicatorlampje BATT. KLAAR gaat branden om
aan te geven dat de capaciteitstest van de batterij is vol-
tooid en dat de batterij volledig is opgeladen en gereed
is voor gebruik.
Na vier uur of minder voor de PD 4410/Smart Battery,
of acht uur of minder voor de XL Smart Battery (met
QuickCharge) gaat het indicatorlampje OPLADER AAN
uit. Het indicatorlampje BATT. KLAAR gaat branden om
aan te geven dat de batterij volledig is opgeladen en
gereed is voor gebruik.
Wanneer de batterij of oplader niet geschikt is voor
opladen, gaat het indicatorlampje FOUT branden. Het
indicatorlampje OPLADER AAN kan blijven branden.
Voordat u besluit de gebruikte batterij te verwerken,
kunt u het batterijcompartiment controleren op defecten
(zie de paragraaf Werking controleren) en een tweede
batterijtest uitvoeren.
5. U verwijdert de batterij door een vinger in de inkeping
boven aan het batterijcompartiment te steken en tegen
de batterij te duwen. Zo ontkoppelt u de batterijvergren-
deling. Bij de opladertest gaan alle LED-lampjes kort
branden. Vervolgens branden de indicatorlampjes
BATT. KLAAR en TEST... gedurende twee seconden,
waarna alle lampjes uit gaan, behalve het indicator-
lampje VOEDING.
De batterij handmatig testen
Hoewel u een batterij handmatig kunt testen, maakt de func-
tie AutoTest deze procedure overbodig. Met deze functie
wordt de capaciteit van de batterij automatisch getest bij
iedere oplaadcyclus (tenzij er een volledig opgeladen bat-
terij in het apparaat wordt geplaatst). Het is niet nodig een
volledig opgeladen batterij te plaatsten voor de test. De
Base PowerCharger
test de batterij automatisch,
1x1
ongeacht of deze opgeladen is of niet.
Batterijen testen:
1. Controleer of de Base PowerCharger
op een stroomvoerend wisselstroomnet. Het
indicatorlampje VOEDING moet branden.
Plaats een batterij in de oplader. Controleer of de batterij
2.
stevig op z'n plaats zit. (U hoort een klik).
3. Druk op de knop TEST. Het indicatorlampje TEST...
gaat branden. Het lampje blijft branden gedurende de
testcyclus.
4. Wanneer de test zonder problemen is voltooid, gaat
naast het indicatorlampje TEST... ook het indicator-
lampje BATT. KLAAR branden, om aan te geven dat de
batterij volledig is opgeladen en gereed is voor gebruik.
Zie de bedieningshandleiding bij Serie M-apparaten voor
meer informatie over de levensduur van batterijen.
5. Wanneer de batterijtest mislukt, gaat naast het indicator-
lampje TEST... ook het indicatorlampje FOUT branden.
Voordat u besluit de gebruikte batterij te verwerken, kunt
u het batterijcompartiment controleren op mogelijke
defecten (zie de paragraaf De werking controleren).
Herhaal vervolgens de batterijtest.
6. Noteer de datum en het resultaat van de test op het
etiket van de batterij.
Werking
is aangesloten
1x1
9