7.3
Controle werking hoofdbrander
Laat de haard op volstand branden.
1)
Controleer het vlammenbeeld. Dat wil zeggen geen vlammen tegen
2)
het glas of houtstammen. Indien niet goed, controleer dan de
houtsetopstelling.
Controleer na 10 minuten of de vlammen helder geel branden. Bij
3)
blauwe vlammen, donkergele roetende vlammen uitschakelen,
controleer:
•
de verbindingen van de buizen (geen lekkage);
•
de montage van de uitlaat. Bij muurdoorvoer juiste kant boven.
Bij dakdoorvoer juiste type en plaats (zie ook hoofdstuk 4);
•
of de maximum lengte van de rookgasafvoer niet is
overschreden;de juiste stuw gemonteerd is;
•
het toestel de juiste instelling heeft. Controleer de kenplaat op
gassoort en land van bestemming.
7.4
Controle van voordruk en branderdruk
•
Let op: na controle van de voor- of branderdruk altijd de
drukmeetnippel dichtdraaien en op dichtheid controleren.
•
Het toestel is ingesteld op de juiste branderdruk. Instelling van de
branderdruk is niet noodzakelijk.
•
Omdat de voordruk in de huisinstallatie niet altijd correct is, is het
verstandig om de voordruk na installatie en bij reparatie te
controleren.
D C
B
NL/BE
A
Fig. 28
>
>
>
>
29