3. INSTALLATIE
De circulerende lucht voor elke unit moet meer dan 350 m3/u bedragen. Zorg voor voldoende installatieruimte. Tekening omtrekafmetingen (zie afb. 2-3 en 2-4)
3.1 Aanleg waterleidingsysteem
Afvoerpijp
Waterinlaat- of uitlaatleidingen: De specificaties van de waterinlaat- of
-uitlaatdraad zijn RC3/4" (buitendraad).
1. Leidingen moeten goed warmtegeïsoleerd zijn. Installatie van de leiding
voor PT-klep: De specificaties van de klepverbindingsdraad zijn RC3/4"
(buitendraad). Na de installatie moet worden bevestigd dat de afvoerpijp
blootgesteld is aan de lucht.
ATTENTIE
• Aanleg van waterleidingsysteem zoals in de
bovenstaande afbeelding. Bij installatie op een
plaats waar de buitentemperatuur onder het
vriespunt ligt, moeten alle hydraulische compo-
nenten geïsoleerd worden.
• De hendel van de druk- en temperatuurontlas-
tingsklep (PT) moet eens per half jaar uitgetrokken
worden om er zeker van te zijn dat de klep niet
vastloopt. Pas op voor verbranding, pas op voor
het hete water uit de kraan. De
afvoerpijp moet goed geïsoleerd
zijn om te voorkomen dat het
water in de buis bevriest bij koud weer.
WAARSCHUWING
Demonteer de PT-klep niet. Blokkeer
de afvoerpijp niet. Dit veroorzaakt
een explosie en letsel als u de
bovenstaande instructies niet
EXPLOSIE
opvolgt.
Bovenste
condensuitlaat
Onderste
condensuitlaat
PT-klep
Afsluitklep
Vatafvoer
Wateruitlaat
Opmerking:
De watertemperatuurregelklep
wordt aanbevolen voor het mengen
van koud water bij de inlaat met
warm water bij de uitlaat om
brandwonden door heet water te
voorkomen.
Eenwegsklep
Waterinlaat
Expansievat voor drukontlasting
(aanbevolen)
2.
Installatie van de eenwegsklep: De specificaties van de schroefdraad van
de eenwegsklep in accessoires zijn RC3/4". Het wordt gebruikt om te
voorkomen dat water terugstroomt.
3.
Zet, nadat de leidingen van het watersysteem zijn aangelegd, de
koudwaterinlaatklep en de warmwateruitlaatklep aan en begin de tank
leeg te pompen. Wanneer het water soepel uit de uitlaatpijp (kraanwater-
uitlaat) stroomt en de tank vol is, zet dan alle kleppen uit en controleer de
pijpleiding om er zeker van te zijn dat er geen lekkage is.
4.
Als de waterinlaatdruk lager is dan 0,15 MPa, moet er een pomp worden
geïnstalleerd bij de waterinlaat. Om de veiligheid van de tank te
garanderen als de druk van de waterinlaat hoger is dan 0,65 MPa, moet er
een drukregelaar worden geïnstalleerd bij de waterinlaatpijp.
5.
Er kan condens uit het apparaat lekken als de afvoerpijp geblokkeerd is of
als het apparaat in een zeer vochtige omgeving werkt:
Hendel
Afvoerpijp
Max.22mm
5
Gebruiker
Afsluitklep
Afsluitklep
Kraanwater
Warmtepompboiler
50 mm langer dan de dia.
van het apparaat
Afb.3-1
Afb.3-2