is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de
weersafhankelijke
curve),
warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het geval
van een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is de
gewenste
tanktemperatuur
weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan
de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de
gebruikersinterface aanpassen.
#
Code
[A.4.6]
Nvt
De weersafhankelijke gewenste
tanktemperatuur is:
▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.
Alle gewenste tanktemperaturen zijn
NIET weersafhankelijk.
▪ Weersafh:
geplande stand of de geplande +
warmhoudenstand
opslagcomforttemperatuur
weersafhankelijk.
opslageconomisch-
warmhoudentemperaturen zijn NIET
weersafhankelijk.
warmhoudenstand is de gewenste
tanktemperatuur weersafhankelijk.
Opmerking:
weergegeven
weersafhankelijk is, kan deze niet op
de
worden.
[A.4.7]
[0-0E]
Weersafhankelijke curve
T
[0-0D]
[0-0C]
[0-0C]
[0-0B]
[0-0B]
▪ T
DHW
▪ T
:
a
buitenomgevingstemperatuur
▪ [0-0E]:
buitenomgevingstemperatuur:
40°C~5°C (standaard: –10°C)
▪ [0-0D]:
buitenomgevingstemperatuur:
10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [0-0C]:
wanneer de buitentemperatuur gelijk is
aan de lage omgevingstemperatuur of
eronder
(standaard: 60°C)
▪ [0-0B]:
wanneer de buitentemperatuur gelijk is
aan de lage omgevingstemperatuur of
tot hoger deze stijgt: 35°C~[6‑0E]°C
(standaard: 50°C)
De boosterverwarming en de werking van de warmtepomp
Voor systemen met afzonderlijke warmtapwatertank (alleen
voor EHBH/X)
ERLQ004~008CA + EHBH/X04+08CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384972-1 – 2015.01
de
opslageconomisch-
weersafhankelijk
(volgens
Beschrijving
ingeschakeld.
In
is
In
Wanneer
tanktemperatuur
gebruikersinterface
aangepast
DHW
T
a
[0-0E]
[0-0D]
: : De gewenste tanktemperatuur.
:
De
(gemiddelde)
lage
hoge
gewenste
tanktemperatuur
valt:
45°C~[6‑0E]°C
gewenste
tanktemperatuur
#
Code
en
Nvt
[4-03]
de
de
de
De
en
de
de
–
8 Configuratie
Beschrijving
Bepaalt wanneer de boosterverwarming
mag werken in functie van de
omgevingstemperatuur, de
warmtapwatertemperatuur of de
bedrijfsmodus van de warmtepomp.
Deze instelling is alleen van toepassing
in de warmhoudenstand voor
toepassingen met afzonderlijke tank voor
warm tapwater.
▪ 0: De boosterverwarming mag NIET
werken,
behalve
voor
"Desinfectiefunctie" en het "Krachtig
verwarmen van het tapwater".
Gebruik deze instelling alleen wanneer
de capaciteit van de warmtepomp
gedurende
het
verwarmingsseizoen volstaat om de
behoeften
te
dekken
verwarming
van
de
woning
opwarmen van warm tapwater.
Als de buitentemperatuur lager is dan
instelling [5-03] en [5-02]=1, zal het
warm tapwater niet verwarmd worden.
De
warmtapwatertemperatuur
maximum
deze
van
de
temperatuur
van
de
warmtepomp
bedragen.
▪ 1:
De
werking
van
boosterverwarming
is
toegestaan
wanneer nodig.
▪ 2:
De
boosterverwarming
toegestaan buiten het werkingsgebied
van
de
warmtepomp
om
tapwater te bereiden.
De werking van de boosterverwarming
is alleen toegestaan als:
▪ De omgevingstemperatuur buiten
het werkingsgebied ligt: T
<[5-03] of
a
T
>35°C
a
▪ De temperatuur van het warm
tapwater is 2°C lager dan de UIT-
temperatuur van de warmtepomp.
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de
volledige
inzake
en
kan
UIT-
de
is
warm
65