De scherpstelling van de camera aanpassen
2
Selecteer een optie.
Symbool Beschrijving
Normaal (AF): scherpstellen op een onderwerp dat zich op een
afstand van meer dan 80 cm van de lens bevindt. Of op een
afstand van 350 cm of meer, wanneer u gebruikmaakt van de
zoom.
Handmatig scherpstellen: scherpstellen op een onderwerp door
de scherpstelling handmatig aan te passen. (p. 70)
Macro: scherpstellen op een onderwerp dat zich 10 - 80 cm van de
camera bevindt. 150 - 350 cm wanneer u de zoom gebruikt.
Auto macro:
•
Scherpstellen op een onderwerp dat zich op een afstand van
meer dan 10 cm van de lens bevindt. Of op een afstand van
150 cm of meer, wanneer u gebruikmaakt van de zoom.
•
Auto macro wordt automatisch ingesteld in bepaalde
opnamemodi.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen de beschikbare opties verschillen.
In sommige modi kunt u ook de scherpsteloptie instellen door op [m] te
drukken en vervolgens Scherpstelling te selecteren.
De scherpstelling handmatig aanpassen
1
Druk in de opnamemodus op [c].
2
Selecteer Handmatig scherpstellen.
3
Druk op [F/t] om de scherpstelling aan te passen.
•
U kunt ook de schuifregelaar slepen of +/- aanraken om de scherpstelling aan
te passen.
Handmatig scherpstellen : 50
Terug
4
Druk op [o] om de instellingen op te slaan.
Als u de scherpstelling handmatig aanpast en er niet is scherpgesteld op het
onderwerp, kan de foto onscherp worden.
70
Opnameopties
p A h M
Instellen