Onderhoud en verzorging
4.5.
Visuele, functionele en dichtheidscontrole
(1) Controleer de hogedrukpakkingen visueel ( Sectie 4.7).
(2) Sluit ademluchtcilinder(s) aan op rugplaat ( zie 3.2.1.1 en 3.3).
(3) Controleer alle onderdelen van het ademluchtapparaat op visuele gebreken
of defecten, zoals verkeerd gemonteerde harnassen, loszittende
ademluchtcilinders, verkeerd gemonteerde leidingen, enz.
(4) Open de cilinderafsluiter(s) en controleer de werkdruk op de manometer.
De manometer moet het volgende weergeven:
voor 300 bar cilinders
voor 200 bar cilinders
(5) Sluit de cilinderafsluiters.
Na 60 seconden mag de drukdaling in de manometer niet hoger zijn dan
10 bar.
(6) Controleer de waarschuwingsvoorziening (fluitsignaal) ( Sectie 4.6).
4.6.
Alarmvoorziening controleren
(1) Sluit ademhalingsautomaat aan op middendrukleiding.
(2) Open de cilinderafsluiter(s).
De druk op de manometer moet tenminste 120 bar bedragen.
(3) Sluit cilinderafsluiter(s)
(4) Activeer voorzichtig spoelstand van ademhalingsautomaat
( zie gebruikshandleiding voor ademhalingsautomaat)
(5) Kijk naar aanduiding op manometer.
Het alarmsignaal moet afgaan bij 55 ±5 bar.
4.7.
De hoge-drukafdichtingen controleren
Visuele controle van de afdichtring van de cilinderconnector in de reduceerklep.
Beschadigde afdichtringen moeten worden vervangen.
56
minimum 270 bar
minimum 180 bar
AirGo
MSA
NL