P-39
Analoge ingang offset
Minimaal
-500.0
Geeft een offset aan het niveau van de analoge ingang met een resolutie van 0.1%. V.b. 10% = 1V = 0Hz
P-40
scaleringsfactor voor het aanpassen van de snelheidsweergave
Minimaal
0.000
Scaleringsfactor om de weergegeven snelheid aan te passen. Bij P-10 = 0, snelheid wordt weergegeven in Hz en wordt gescaleerd
door deze factor. Bij P-10 > 0, wordt de snelheid in RPM weergegeven en gescaleerd door deze parameter.
Wanneer de scalering wordt toegepast verschijnt er "c" in het display bij de weergave van de snelheid.
P-41
Versterking (gain) van de PI-regeling
Minimaal
0.0
Versterking (gain) van de PI-regeling. Hoe hogere de waarde hoe heftiger de PI-regeling reageert.
Let op: een te hoge waarde kan leiden tot instabiliteit.
P-42
Integratietijd van de PI-regeling
Minimaal
0.0
Integratie tijd van de PI-regeling. Hogere waarde resulteert in een langzamere/ gedempte reactie.
P-43
Werking PI-regeling
Minimaal
0 : Normale PI-regeling. Voor pompen en ventilatoren. Bij het sneller draaien van de motor neem de druk/flow toe.
1 : geïnverteerde PI-regeling. Voor compressoren. Bij het sneller draaien van de motor neem de druk af.
P-44
Selectie gewenste waarde PI-regeling
Minimaal
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de gewenste waarde vandaan komt.
0 : Digitaal. Zie parameter P-45 voor meer info
1 : Analoge ingang 1
P-45
Gewenste waarde PI-regeling digitaal
Minimaal
0.0
Opgave digitale setpoint wanneer P-44 = 0.
P-46
Terugkoppeling PI-regeling
Minimaal
de
0 : 2
analoge ingang (klem 4)
ste
1 : 1
analoge ingang (Terminal 6)
2 : meting motorstroom
de
P-47
Formaat van de 2
Minimaal
= 0 tot 10 V signaal
= 0 tot 20mA signaal
= 4 tot 20mA signaal. De Optidrive tript met de fout code
= 4 tot 20mA signaal. De Optidrive decelereert en stopt wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
= 20 tot 4mA signaal. De Optidrive tript met de fout code
= 20 tot 4mA signaal. De Optidrive decelereert en stopt wanneer het signaalniveau onder de 3mA
7.3. Aanpassen van de spanning/frequentie (U/Hz) curve
Frequentie
Maximaal
500.0
Maximaal
6.000
Maximaal
30.0
Maximaal
30.0
0
Maximaal
0
Maximaal
Maximaal
100.0
0
Maximaal
analoge ingang
-
Maximaal
De U/Hz curve wordt door de volgende parameters gedefinieerd :
P-07 : nominale motorspanning
P-09 : nominale motorfrequentie
De Optidrive E2 regelaar stuurt bij de nominale motorfrequentie P-09 de nominale
motorspanning P-07 uit. De verhouding tussen de frequentie en de spanning verloopt
standaard lineair, zoals te zien is aan lijn 'A'. Standaard heeft de Optidrive E2 een
zogenaamde constant koppelcurve.
De U/Hz curve kan worden aangepast met de parameters P-28 en P-29. Met P-28
verlaag of verhoog je de motorspanning bij de frequentie die wordt opgegeven in
parameter P-29 (zie lijn 'B'). Verlagen van de motorspanning bij een bepaalde
frequentie reduceert de motorstroom/motorvermogen. De lagere motorstroom
resulteert ook in een lager motorkoppel. Deze parameters zijn vooral handig voor
standaard pompen en ventilatoren (variabele koppelcurve). Voor een variabele
koppelcurve moeten de parameters als volgt worden ingesteld:
P-29 = P-09 / 2
P-28 = P-07 / 4
Deze functie kan ook gebruikt worden wanneer er bij een bepaalde frequentie
instabiliteit optreed. Verhoog of verlaag de spanning (P-28) bij het punt waar de
instabiliteit optreed (P-29).
Voor applicaties waar energiebesparing noodzakelijk is, zoal bij HVAC en pomp
toepassingen, kan er gebruik gemaakt worden van de energiebesparingsfunctie (P-06).
Deze functie reduceert automatisch de motorspanning bij een lichte belasting.
Eenheid
Eenheid
Eenheid
Eenheid
1
Eenheid
1
Eenheid
Eenheid
2
Eenheid
-
Eenheid
wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
%
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
s
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
%
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
-
Fabrieksinstelling
0.0
0.000
1.0
1.0
0
0
0.0
1
U 0-10
komt.