8 CONFIGURATIEMENU
OPMERKING!Zorg dat beide bedieningseenheden dezelfde instellingen hebben voor
OFFSET LASKOP en specificeer dezelfde transportsnelheid. De
"master"-bedieningseenheid moet de KOP aansturen en de "slave"-bedieningseenheid de
STAART. De transportbeweging wordt altijd aangestuurd door de "master".
Zo specificeert u de waarden voor lassen met twee laskoppen:
Plaats de cursor op de regel LASKOP. Selecteer of de instelling moet gelden voor de
"master"-bedieningseenheid KOP of de "slave"-bedieningseenheid STAART.
•
Plaats de cursor op de regel OFFSET LASKOP en specificeer de afstand tussen de twee
laskoppen.
Voorbeeld, I/O AAN
WELD HEAD OFFSET
•
Druk op Start
•
Laskop 1 begint te lassen.
•
Laskop 2 begint pas met lassen als de startpositie voor laskop 1 is bereikt (de afstand
gespecificeerd in OFFSET LASKOP).
•
Druk op Stop
•
Laskop 1 stopt met lassen, maar blijft lopen.
0460 949 277
Laskop 2 (slave)
TAIL
voor laskop 1.
voor laskop 1.
- 48 -
Laskop 1 (master)
HEAD
© ESAB AB 2015