draadaanvoerproblemen geven kan de draad terug
branden in de contacttip.
Druk op de rechterknop om de instelling op te
slaan.
P.7 Push Pull pistool aanpassing Offset
draadmotor
De PushPull offset kalibratie past de draad
doorvoersnelheid aan op de pull-motor. De procedure
mag alleen worden uitgevoerd wanneer alle andere
mogelijke correcties niet het gewenste effect op de
push-pull geeft. Een rpm meter is nodig voor het
uitvoeren van de motorkalibratie. Uitvoeren van de
kalibratieprocedure:
Plaatst de aandrukrollen op de beide
draadaanvoereenheden.
Stel de draaddoorvoersnelheid in op 200
omwentelingen per minuut.
Verwijder de draad uit het systeem.
Houd het toerentalmeter op de draadmotor van het
laspistool.
Druk de pistoolschakelaar in.
Het toerental moet tussen de 115 en 125 Rpm
liggen. Verander indien nodig de kalibratie-
instelling om de pull motor te vertragen, of verhoog
de kalibratie-instelling om de motor te versnellen.
Het kalibratiebereik is -30 tot 30, met 0 als de
standaard waarde.
Druk op de rechterknop om de nieuwe instelling op
te slaan.
P.8 TIG Gas Controle (Twee Instellingen)
1. "Valve (handmatig)", zal de interne gasklep niet
bedienen tijdens het TIG-lassen, de gasstroom
wordt handmatig gecontroleerd door een externe
klep.
2. "Solenoid (auto)", zal als volgt de interne
gasklep automatisch in- en uit schakelen tijdens
het TIG lassen:
Gasvoorstroomtijd is niet toegankelijk op het
MSP4 paneel.
Gasnastroomtijd is toegankelijk in het MSP4
paneel "End Options" en heeft een bereik van
Uit to 10,0 seconden.
De Gasnastroomtijd blijft gehandhaafd bij het
overschakelen tussen MIG en TIG-modus.
Het instellen van de lasstroom wordt geregeld
via de linkse encoder. De gasstroom start
zodra de wolfraamelektrode het werkstuk
raakt. Gasnastroom start op het moment dat
de lasboog wordt verbroken.
De lasstroom wordt ingeschakeld via een
toortsschakelaar of met de voet
afstandsbediening. Bij het gebruik van de
toortsschakelaar of voetafstandsbediening
gaat het gas stromen op het moment dat de
lasstroom ingeschakelt wordt. De
gasnastroom start op het moment dat de
lasstroom uitgeschakeld wordt.
P.9 Kratervertraging
Bij gebruik van de kratervertraging slaat de machine de
kraterfunctie over bij het maken van korte hechtlassen.
Wanneer de pistoolschakelaar losgelaten wordt voordat
de kratervertragingstimer eindigt, dan wordt de krater-
functie overgeslagen. Als de pistoolschakelaar daarna
wordt losgelaten functioneert de kraterfunctie normaal.
Waarden = Uit tot 10,0 seconden (Uit is
standaard).
Nederlandse
P.11 Timers
Dit menu wordt gebruikt om de timerwaarden voor
Upslope, Downslope en Restrike aan te passen. Druk
op de rechter knop om in het Set Timer-menu te
komen. Draai aan de knop om de timerwaarde aan te
passen en druk vervolgens op de knop. Druk op de
linker MSP4 toets voor het uitlezen van de actuele
waarde of om het menu te verlaten. Druk indien nodig
op de rechterknop om de andere timers aan te passen.
Druk vervolgens op de linkerknop om het Set Timer
menu te verlaten.
P.12 Opties rijwagen
Dit menu wordt gebruikt om de opties voor een rijwagen
in te stellen, inclusief start- en stopfuncties. Draai aan
de rechterknop van het MSP4 paneel om het opties
rijwagen menu te selecteren. Druk op de rechter MSP4
knop om de optie te selecteren. Druk op de linker
MSP4 toets om de actuele waarde uit te lezen. Draai
de encoder om andere opties te selecteren, of druk op
de linker MSP4 knop om het menu te verlaten.
P.13 Arc Force
Gebruik dit menu om Arc Force waarden voor start, las
en krater aan te passen. Druk op de rechter MSP4
knop om het menu te openen en draai aan de knop om,
hetzij op Start, Weld of Crater kiezen. Druk op de
rechter MSP4 knop en draai aan de knop om de
gewenste waarde aan te passen. Druk op de linker
MSP4 toets om de actuele waarde uit te lezen. Ga
terug naar het Arc Force menu om eventuele andere
waarden aan te passen. Druk op de linker MSP4 knop
om het menu te verlaten.
P.14 Reset gewicht lastoevoegmaterialen
Deze parameter verschijnt alleen in systemen met
Production Monitoring. Gebruik deze parameter om
opnieuw het oorspronkelijke gewicht van de
lastoevoegmaterialen in te stellen.
P.16 Push-Pull Gun Knop
Gun Pot Enabled = De draaddoorvoersnelheid
wordt altijd gecontroleerd door de potentiometer op
het push-pull gun (standaard).
Gun Pot handicap = De draaddoorvoersnelheid
wordt altijd gecontroleerd door de linker display
knop op de draadaanvoerkoffer.
Gun Pot Proc A = In procedure A, wordt de draad
doorvoersnelheid ingesteld door de potentiometer
op het push-pull pistool. In procedure B, wordt de
draad doorvoersnelheid bepaald door de linker
display knop op de feeder.
P.25 Joystick Configuratie
De nieuwe analoge en digitale laspistolen zijn voorzien
van een joystick. De gebruiker kan zijn lasparameters
op het laspistool op het laspistool instellen of
aanpassen, in plaats van naar de draadaanvoerkoffer
te lopen. P.25 kan worden gebruikt om de functies van
de joystick te configureren. De draadsnelheid is altijd
gekoppeld aand het vooruit en achteruit bewegen van
de Joystick.
Wanneer P.25 is ingesteld op "Trim / Volt / etc." zal
het naar links en rechts bewegen van de joystick
de waarde van de booglengte Trim, Arc Voltage,
Power of STT Achtergrond aanpassen.
Wanneer P.25 is ingesteld op "Geheugen + Trim /
etc." kan de lasser met het naar links en naar
rechts bewegen van de joystick een keuze maken
10
Nederlandse