Idle
Preflow Run-in
On
Shielding
Gas
Off
Weld
Power
Source
1.5s max
Output
Off
Weld
WFS
Run-in
Off
Voorbeeld 2:
2 Takt modus: Verbeterde Start en Stop.
Het aanpassen van de Start en Stop parameters is een
veel gebruikte methode voor het reduceren van spatten
tijdens de start en het verbeteren van de algehele
laskwaliteit. Dit kan gedaan worden door de
startfuncties en afbrandvertraging optimaal in te stellen
en de Kraterfunctie uit te schakelen (zie ook het figuur
hieronder). Voor deze cyclus:
Gasvoorstroom: Beschermgas begint direct te
stromen nadat de pistoolschakelaar ingedrukt
wordt.
RUN-IN: Nadat de gasvoorstroomtijd afgelopen is
schakelt de lasstroom in en de lasdraad wordt
aangevoerd met de ingestelde Run-In
draadsnelheid. Als de lasboog niet binnen 1,5
seconde ontstoken is, schakelt de draadsnelheid
over op de lassnelheid.
START & UPSLOPE: Zodra de lasdraad het
werkstuk raakt en de lasboog ontsteekt, start de
machine de startprocedure gedurende de
ingestelde lastijd. De tijd die de machine gebruikt
om op te lopen van startprocedure naar
lasprocedure wordt UPSLOPE genoemt.
Lassen: Na de upslope, schakelt de machine over
op de ingestelde lasstroom en
draadaanvoersnelheid.
Afbrandvertraging: Zodra de pistoolschakelaar
losgelaten wordt, stopt de draadaanvoer. De
lasstroom blijft nog ingeschakeld gedurende de
afbrandvertragingstijd.
Gasnastroom: De lasstroom wordt uitgeschakeld.
Het beschermgas blijft gedurende de ingestelde tijd
stromen.
Nederlandse
2 Step Trigger
Start = Off
Crater = Off
Burnback = Off
Weld
Postflow
Idle
Idle
Preflow Strike
On
Shielding
Gas
Off
Weld
Power
Start
Source
Output
Off
Weld
WFS
Run-in
Off
Voorbeeld 3:
2 Takt modus: Speciale Start, Krater en Stop.
Het biedt soms voordelen om speciale start-, krater- en
stopparameters in te stellen. Vaak is het instellen van
kraterparameters nodig voor het lassen van aluminium.
Dit kan gedaan worden door de start, krater en
afbrandvertraging optimaal in te stellen voor de
gewenste lascyclus ( zie ook het figuur hieronder):
Gasvoorstroom: Beschermgas begint direct te
stromen nadat de pistoolschakelaar ingedrukt
wordt.
RUN-IN: Nadat de gasvoorstroomtijd afgelopen is
schakelt de lasstroom in en de lasdraad wordt
aangevoerd met de ingestelde Run-In
draadsnelheid. Als de lasboog niet binnen 1,5
seconde ontstoken is, schakelt de draadsnelheid
over op de lassnelheid.
START & UPSLOPE: Zodra de lasdraad het
werkstuk raakt en de lasboog ontsteekt, start de
machine de startprocedure gedurende de
ingestelde lastijd. De tijd die de machine gebruikt
om op te lopen van startprocedure naar
lasprocedure wordt UPSLOPE genoemt.
Lassen: Na de upslope, schakelt de machine over
op de ingestelde lasstroom en
draadaanvoersnelheid.
KRATER & DOWNSLOPE: Zodra de
pistoolschakelaar losgelaten wordt, nemen de
lasstroom en draadsnelheid af tot de ingestelde
krater parameters gedurende de ingestelde
kratertijd. De tijd die nodig is om van de Ingestelde
lasparameters terug te gaan naar de
kraterparameters noemen we DOWNSLOPE.
Afbrandvertraging: nadat de kratertijd afgelopen
is, stopt de draadaanvoer. De lasstroom blijft nog
ingeschakeld gedurende de afbrandvertragingstijd.
Gasnastroom: De lasstroom wordt uitgeschakeld.
Het beschermgas blijft gedurende de ingestelde tijd
stromen.
7
2 Step Trigger
Start = On
Crater = Off
Burnback = On
Upslope
Weld
Burnback
Postflow Idle
Start T.
1.5s max
Burnback T.
Nederlandse