Idle Preflow Strike
Upslope
On
Shielding
Gas
Off
Start T.
Weld
Power
Start
Source
1.5s max
Crater
Output
Off
Weld
Crater
WFS
Run-in
Off
Voorbeeld 4:
4 Takt modus: Houd functie
In 4 –takt modus kan de houd functie ingeschakeld
worden. Deze houd functie zorgt ervoor dat de lasser
bij het maken van lange lassen, de pistoolschakelaar
niet de gehele tijd ingedrukt hoeft te houden. Nadat de
pistoolschakelaar ingedrukt en weer losgelaten wordt
start de machine. Nogmaals drukken en weer loslaten
schakelt de machine weer uit. (zie ook het figuur
hieronder):
Gasvoorstroom: Beschermgas begint direct te
stromen nadat de pistoolschakelaar ingedrukt
wordt
RUN-IN: Nadat de gasvoorstroomtijd afgelopen is
schakelt de lasstroom in en de lasdraad wordt
aangevoerd met de ingestelde Run-In
draadsnelheid. Als de lasboog niet binnen 1,5
seconde ontstoken is, schakelt de draadsnelheid
over op de lassnelheid.
Lassen: lasstroom en draadsnelheid blijven
constant op de ingestelde lasparameters.
Wanneer de pistoolschakelaar opnieuw ingedrukt
wordt blijft de machine doorlassen.
Gasnastroom: zodra de pistoolschakelaar voor
e
de 2
keer losgelaten wordt, wordt de lasstroom
uitgeschakeld. Het beschermgas blijft gedurende
de ingestelde tijd stromen.
Idle Preflow Strike
On
Shielding
Gas
Off
Weld
Power
Start
Source
1.5s max
Crater
Output
Off
Weld
Crater
WFS
Run-in
Off
Nederlandse
2 Step Trigger
Start = On
Crater =On
Burnback = On
Weld
Down
Burnback
Postflow Idle
slope
Crater T.
Burnback T.
4 Step Trigger
Start = Off
Crater =Off
Burnback = Off
Weld
Burnback
Postflow Idle
Voorbeeld 5:
4 Takt modus: Handmatige controle van start- en
kratertijden met de afbrandvertraging aan.
De 4 Takt modus is het meest flexibel wanneer de start,
krater en afbrandvertragings functies actief zijn. Dit is
een veel gekozen methode voor het lassen van
aluminium omdat er extra energie nodig kan zijn tijdens
het starten en juist minder energie nodig is bij het
stoppen. In deze 4 takt modus regelt de lasser zelf de
duur van de start- en kratercyclus door gebruik te
maken van de pistoolschakelaar. Afbrandvertraging
voorkomt dat de lasdraad vastvriest in het smeltbad en
zorgt ervoor dat de draad klaar is voor een herstart.
(Zie ook het figuur hieronder):
Gasvoorstroom: Beschermgas begint direct te
stromen nadat de pistoolschakelaar ingedrukt
wordt
RUN-IN: Nadat de gasvoorstroomtijd afgelopen is
schakelt de lasstroom in en de lasdraad wordt
aangevoerd met de ingestelde Run-In
draadsnelheid. Als de lasboog niet binnen 1,5
seconde ontstoken is, schakelt de draadsnelheid
over op de lassnelheid.
START: De stroombron last met de Startstroom
en de bijbehorende draadsnelheid totdat de
pistoolschakelaar losgelaten wordt.
UPSLOPE: Gedurende de starttijd regelt de
machine de upslope (lasstroom en draadsnelheid).
De tijd die de machine gebruikt om op de lopen
van startprocedure naar lasprocedure wordt
UPSLOPE genoemt.
Lassen : Na de upslope, schakelt de machine
over op de ingestelde lasstroom en
draadaanvoersnelheid.
DOWNSLOPE: Zodra de pistoolschakelaar
losgelaten wordt, nemen de lasstroom en
draadsnelheid af tot de ingestelde krater
parameters gedurende de ingestelde kratertijd. De
tijd die nodig is om van de Ingestelde
lasparameters terug te gaan naar de
kraterparameters noemen we DOWNSLOPE.
KRATER: gedurende de kraterperiode geeft de
machine lasstroom en draadaanvoer volgens de
ingestelde waarden.
Afbrandvertraging: Zodra de pistoolschakelaar
losgelaten wordt, stopt de draadaanvoer. De
lasstroom blijft nog ingeschakeld gedurende de
afbrandvertragingstijd.
Gasnastroom: De lasstroom wordt uitgeschakeld.
Het beschermgas blijft gedurende de ingestelde tijd
stromen.
8
Nederlandse