Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wateraansluiting Aansluiten; Richtlijnen Voor De Waterkwaliteit - Rittal 3378 Series Montage- En Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

4 Montage en aansluiting

4.5 Wateraansluiting aansluiten

NL
Aan de lucht/water-warmtewisselaar kunt u voor zowel
de inlaat- als de retourleiding een flexibele koel-
1
waterslang (Ø
/
2
3
(
/
˝ slangtule) zijn standaard bovenop het apparaat
4
aangebracht (positie van de kleppen: zie afb. 12).
De afsluitingen kunnen aan de onderkant van het
3
apparaat (
/
˝ inwendig schroefdraad) worden
4
gemonteerd. Hiervoor kan de slangtule van de
bovenkant worden gebruikt.
Afb. 9:
Slangtule boven demonteren
Afb. 10:
Slangtule op onderste aansluiting monteren
De koelwaterslang
– dient knikvrij te zijn
– mag bij een verlenging niet in doorsnede worden
gereduceerd en dient eventueel te worden geïso-
leerd.
Positie van de kleppen bij wateraansluiting
aan de onderkant
Afb. 11:
Kleppen bij de wateraansluiting onder
8
˝) monteren. De wateraansluitingen
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding Rittal lucht/water-warmtewisselaars
Positie van de kleppen bij wateraansluiting
bovenop het apparaat
Afb. 12:
Kleppen bij wateraansluiting boven
Opmerking:
Bescherm het watercircuit tegen
verontreinigingen en overdruk
(max. toel. bedrijfsdruk 10 bar)!
Opmerking:
Drukbegrenzing
Bij een volumestroom > 3.000 l/h wordt
het koelvermogen niet hoger. Voor het
regelen van de volumestroom, kunt u een
inregelventiel (bestelnr. SK 3301.930/.940)
toepassen.
Opmerking:
Let op de stromingsrichting en controleer
op lekkage!
De warmtewisselaars hebben geen separate
ontluchting.
Installeer aan de waterzijde van drukgesloten
systemen geschikte ontluchtingen. Laat dit uit-
voeren door daartoe geschoold personeel.

4.5.1 Richtlijnen voor de waterkwaliteit

Voor een betrouwbare werking van de genoemde
warmtewisselaars dienen beslist de VBG-koelwater-
richtlijnen te worden aangehouden (VGB-R 455 P).
Koelwater mag geen steenafzettingen veroorzaken.
D.w.z. het dient een geringe hardheid, met name
een geringe carbonaathardheid te hebben. Vooral
bij een circulerende koeling dient de carbonaathard-
heid niet te hoog te zijn. Anderzijds moet het water
ook niet zo zacht zijn dat het de materialen aantast.
Bij koeling van het koelwater mag het zoutgehalte
door verdamping van grote hoeveelheden water
niet te hoog worden, omdat door de stijging van
de zoutconcentratie de elektrische geleiding van de
opgeloste stoffen toeneemt en het water corrosiever
wordt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

3378.1003378.180

Inhoudsopgave