Stalling
Algemene informatie
Stal de maaimachine op een koele, schone, droge
plaats. Dek de machine af om deze schoon te houden
en te beschermen.
1.
Voer de aanbevolen jaarlijkse onderhoudspro-
cedures uit; zie
Onderhoud (bladz.
2.
De onderkant van de machine reinigen;
raadpleeg
De onderkant van de machine
reinigen (bladz.
17).
3.
Verwijder haksel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant
van de machine.
4.
Controleer de conditie van de maaimessen;
raadpleeg
De maaimessen controleren (bladz.
23).
5.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz.
6.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
7.
Werk alle geroeste of afgebladderde
verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is
bij een erkende servicedealer.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult,
moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine
volgens de voorschriften van de fabrikant. Maak de
brandstoftank leeg nadat u de machine voor de laatste
keer hebt gebruikt voordat deze de stalling ingaat.
1.
Laat de motor lopen totdat hij afslaat door
gebrek aan brandstof.
2.
Start de motor opnieuw.
3.
Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als
de motor niet meer wil starten, is de brandstof
voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar
maken
1.
Ververs de motorolie en vervang het oliefilter
terwijl de motor nog warm is; zie
verversen (bladz. 19)
(bladz.
2.
Verwijder de bougie.
18).
3.
Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie
in de motor via de bougieopening.
4.
Trek langzaam enkele keren aan het startkoord
om de olie over de cilinder te verdelen.
5.
Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel
niet aan op de bougie. Bevestig de kabel zodat
deze de bougie niet raakt.
De maaimachine uit de
stalling halen
19).
1.
Controleer alle bevestigingen en draai deze
vast.
2.
Verwijder de bougie en draai de motor snel rond
met behulp van het startkoord om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
3.
Controleer de bougie en vervang deze indien
hij vuil, versleten of gebarsten is; zie de
gebruikershandleiding van de motor.
4.
Plaats de bougie en draai die vast met de
aanbevolen torsie van 20 N·m.
5.
Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud (bladz.
6.
Controleer het oliepeil in de motor; zie
motoroliepeil controleren (bladz.
7.
Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie
Brandstoftank vullen (bladz.
8.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
30
en
Oliefilter vervangen
20).
18).
10).
De motorolie
Het
11).