Motor starten
1.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie
9).
2.
Open de brandstofklep
Opmerking:
Wanneer de brandstofkraan
geopend is, is de hendel hiervan parallel met de
brandstofleiding.
Figuur 17
1. Brandstofklep
3.
Zet de gashendel op CHOKE
4.
Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u
weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken.
5.
Zet de gashendel op S
aanslaat
(Figuur
Opmerking:
Start de motor na drie pogingen
niet, herhaal dan de stappen
De motor afzetten
1.
Zet de gashendel op U
bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen,
2.
Sluit de brandstofkraan en maak de kabel van
de bougie los als u de maaimachine niet gebruikt
of onbeheerd achterlaat.
(Figuur
(Figuur
17).
(Figuur
11).
zodra de motor
NEL
10).
3
tot en met 5.
en wacht tot alle
IT
De zelfaandrijving bedienen
en de maaimessen
inschakelen
•
Gebruik de zelfaandrijving zonder de maaimessen
in te schakelen door de bedieningsstang omhoog
te trekken naar de hendel
1. Trek de bedieningsstang naar de handgreep omhoog.
•
Gebruik de zelfaandrijving en schakel de
g019651
maaimessen in door de bedieningsstang geheel
naar rechts te schuiven en omhoog te trekken
naar de hendel
1. Schuif de bedieningsstang
naar rechts.
•
Laat de bedieningsstang los om de zelfaandrijving
en de maaimessen uit te schakelen.
Opmerking:
afstand tussen bedieningsstang en handgreep te
vergroten of te verkleinen. Laat de bedieningsstang
zakken om de maaimachine af te remmen als u een
bocht maakt of als de machine te snel voortbeweegt.
Als u de bedieningsstang te ver laat zakken,
stopt de zelfaandrijving van de machine. Duw de
bedieningsstang naar de handgreep toe om de
snelheid te verhogen. Wanneer de bedieningsstang
13
(Figuur
Figuur 18
(Figuur
18).
Figuur 19
2. Trek de bedieningsstang
naar de handgreep
omhoog.
U kunt de snelheid variëren door de
18).
g019671
g019672