11. Maak de klemmen van de twee achterste pennen los en
verwijder de pennen (Fig. 36).
Opmerking: U hebt misschien een tang nodig om de
tweede pen eruit te trekken.
12. Maak de klem van de voorste pen los en verwijder de
pen (Fig. 36).
13. Verwijder de V-riem van de motorpoelie (Fig. 36).
14. Schuif het maaidek weg van onder de tractor.
Maaidek monteren
Voer de procedure Maaidek verwijderen in omgekeerde
volgorde uit, blz. 31.
Drijfriem van maaimessen
afstellen
U moet de drijfriem van de maaimessen afstellen na de
eerste 20 bedrijfsuren en vervolgens om de 50 bedrijfsuren.
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 31.
Opmerking: U moet het maaidek verwijderen om de
drijfriem goed te kunnen afstellen.
2. Verwijder de poelie van de V-riem en de arm van de
spanpoelie (Fig. 36).
3. Verwijder de drijfriemkap.
4. Draai de twee zeskantige moeren op de spanpoelie los
(Fig. 37).
2
1
3
5
Figuur 37
Bovenaanzicht
1. Zeskantige moeren
2. Drijfriem van maaidek
3. M10-moer
5. Draai aan de M10-moer totdat de riem 5 mm doorhangt
als een kracht van 30 N wordt uitgeoefend (Fig. 37).
6. Draai de riem 3 keer rond.
4
4. 30 N kracht
5. 5 mm
32
7. Controleer de spanning van de riem en stel deze
zonodig af.
8. Draai de twee zeskantige moeren op de spanpoelie vast.
9. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 32.
Kabelstang voor
maaihoogte-instelling afstellen
Controleer de schuinstand van het maaidek om de 100
bedrijfsuren, jaarlijks of telkens wanneer u het maaidek
monteert. Alvorens de schuinstand van het maaidek te
controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en
achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie
Bandenspanning controleren, blz. 23. Als de voorkant van
het maaidek niet 4 tot 11 mm lager staat dan de achterkant,
moet u de schuinstand afstellen.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
7. Zet de onderste pen voor de afstelling van de
voorwielophanging in de onderste positie van de
sleufgaten door de twee (M12-) moeren op de
voorwielophanging af te stellen (Fig. 36).
8. Zet de maaihoogtehendel in stand 1.
Opmerking: De voorste maatwielen van de
maaimachine moeten op de grond rusten.
9. Draai aan de M8-borgmoer op het uiteinde van de stang
voor de hoogte-instelling totdat de stang enigszins strak
staat (Fig. 38).
Figuur 38
1. M8-borgmoer
2
1
m-4935
2. Stang voor
maaihoogte-instelling