Hydraulische tank vullen
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Laat de
motor afkoelen zodat de motor koud is.
2. Verwijder de dop van het reservoir en controleer het
vloeistofpeil. De vloeistof moet tot aan de onderkant
van het rooster in de vulbuis staan (Fig. 27).
3. Als het vloeistofpeil te laag is, vult u het reservoir
langzaam bij totdat het peil de onderkant van het rooster
bereikt. Niet te vol vullen.
Belangrijk
Om verontreiniging van het systeem te
voorkomen, moet u de bovenkant van een container met
hydraulische vloeistof reinigen voordat u deze doorprikt.
Zorg ervoor dat de tuit en de trechter schoon zijn.
4. Plaats de dop weer op het reservoir. Gemorste vloeistof
opnemen.
Belangrijk
Controleer het peil van de hydraulische
vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en
vervolgens dagelijks.
Figuur 27
1. Dop van reservoir van
hydraulische vloeistof
Water aftappen uit
brandstoffilter/waterafscheider
Voor elk gebruik of als het waarschuwingslampje gaat
branden, moet u water aftappen dat zich heeft verzameld in
het brandstoffilter/waterafscheider.
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak en zet de
motor af.
2. Plaats een opvangbak onder het brandstoffilter.
3. Open de aftapplug op het
brandstoffilter/waterafscheider en laat het verzamelde
water weglopen. Indien nodig, kunt u de voorpomp
gebruiken om water af te tappen (Fig. 28). Draai de
plug weer vast na het aftappen.
4. Start de motor en controleer of het
waarschuwingslampje dooft. Controleer op lekkages.
1
2
2. Rooster
23
Opmerking: Omdat het verzamelde water zal zijn
gemengd met dieselbrandstof, moet u dit vanuit het
brandstoffilter in een geschikte container laten lopen en
volgens de voorschriften afvoeren.
Figuur 28
1. Brandstoffilter
2. Voorpomp
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt.
U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de
luchtdruk te verminderen. De correcte bandenspanning is:
• Voorbanden: 55–83 kPa (8–12 psi)
• Achterband: 55–103 kPa (8–15 psi)
Contact tussen snijplaat en
messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien, moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is
geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact
tussen de messenkooi en de snijplaat zijn; zie Contact
tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de
Gebruikershandleiding voor Maaidekkken.
Torsie van wielmoeren
controleren
De torsie van de wielmoeren moet 95–122 kPa bedragen.
Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10
bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de 200
bedrijfsuren aan.
Waarschuwing
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De torsie van de wielmoeren moet 95–122 kPa
bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren
en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de
wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan.
2
1
3
3. Aftapplug