NL
4.2.2 Kabels aansluiten
Voor de aansluiting van de kabels moet u het vol-
gende in acht nemen:
De plaatselijke voorschriften zoals aarding
•
enz. opvolgen.
Alleen originele toebehoren van de fabrikant
•
gebruiken. Andere fabrikaten op aanvraag.
De regelaar tegen overbelasting en kortslui-
•
ting beveiligen.
De voedingsspanning moet overeenkomen
•
met de waarden die op het typeplaatje staan
vermeld.
Op iedere klem max. 1 kabel aansluiten
•
2
(max. 1,5 mm
).
Bij de temperatuursensors is de polariteit van
•
de aders willekeurig. De sensorkabels kunnen
max. tot 100 m worden verlengd (tot 50 m
lengte = 0,75 mm
Alle sensorkabels gescheiden verleggen van
•
230 V of 400 V voerende kabels, om inductieve
beïnvloeding te voorkomen (min. 100 mm).
1
F1
5
4
Afb. 6
Aansluitschema
1
Zekering 1,6 AT
2
Temperatuursensor T3 voor temperatuuraanduiding boiler midden/boven (toebehoren)
3
Temperatuursensor T2 voor temperatuuraanduiding en regelwaarde boiler onder
4
Temperatuursensor T1 voor temperatuuraanduiding en regelwaarde collector
5
Pomp (max. 1,1 A)
2
, tot 100 m = 1,5 mm
L N R1 N
230V AC
Installatie (alleen voor de installateur) | 11
Afgeschermde laagspanningskabels gebruiken
•
indien externe inductieve invloeden kunnen
worden verwacht (bijv. door transformator-
stations, krachtstroomkabels, microgolven).
Voor de 230 V-aansluiting minimaal kabels van
•
het type H05 VV-... (NYM...) gebruiken.
Brandveiligheidstechnische, bouwkundige
•
maatregelen mogen niet worden beïnvloed.
B De kabels overeenkomstig het schakelschema
2
).
(
afb. 6) aansluiten.
B Snelaansluitklem met een schroevendraaier
indrukken.
B Nadat de werkzaamheden zijn beëindigd, de
regelaar met deksel en schroef afsluiten.
S1
S2
T2
T1
Wij adviseren om de elektrische
aansluiting schakelbaar uit te voe-
ren.
B De aansluiting niet via de nood-
schakelaar van de verwarming
laten lopen.
S3
7747006071-03.1 SD
T3
6 720 615 394 (2008/10)
2
3