Flitscorrectie
Flitscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte aan te passen van het
niveau dat wordt voorgesteld door de camera, waardoor de
helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond
verandert. Kies uit waarden tussen –3 LW (donkerder) en +1 LW
(lichter) in stappen van
waarden het onderwerp helderder terwijl negatieve waarden het
onderwerp donkerder maken.
1
Druk op de
Op de monitor verschijnt de
opname-informatie.
2
Geef de opties voor
flitscorrectie weer.
Markeer de flitscorrectie in
het informatiescherm en
druk op J.
3
Kies een waarde.
Markeer een waarde en
druk op J. Druk de
ontspanknop half in om
l
terug te keren naar de
opnamestand.
De normale flitssterkte kan worden hersteld door de flitscorrectie in te
stellen op ±0. De flitscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de
camera wordt uitgeschakeld.
116
1
/
LW. Over het algemeen maken positieve
3
P
-knop.
P-knop
(Alleen de standen P, S, A en M)
Informatiescherm