2.10 Belangrijkste regel- & veiligheidskenmerken
Copeland EazyCool ZX Small koelaggregaten hebben een hele reeks aan regel- en
veiligheidskenmerken.
2.10.1 Zuigdruk controle
Het aggregaat wordt in- en uitgeschakeld door de PS2 lage druk schakelaar.
Waarschuwing: Het aggregaat heeft geen bescherming tegen het continue in- en uit schakelen.
De lage druk schakelaar moet zo worden ingeregeld dat het aggregaat niet meer dan 10 keer per
uur zal opstarten tijdens normale werking.
2.10.2 Motorstroom overbelastingsbescherming
Er is geen bescherming aanwezig in het aggregaat. De installateur moet een externe bescherming
aanbrengen gebaseerd op de compressor motor karakteristieken en data.
2.10.3 Regelbare hoge druk schakelaar
Dit is een regelbare schakelaar die dient om de compressor te beschermen tegen een werking
buiten het toegelaten werkingsgebied. De fabriekinstelling is gezet op een uitschakelpunt van
28 bar en een inschakelpunt van 21 bar. De compressor wordt automatisch ingeschakeld als de
druk beneden het inschakelpunt komt.
2.10.4 Regelbare lage druk schakelaar PS2
Deze schakelaar beschermd het aggregaat tegen een werking met een te lage druk. De schakelaar
moet worden aangepast aan de werkingscondities en eventuele speciale instellingen. Het
werkingsgebied van de compressor gepubliceerd in Select moet ten aller tijden gerespecteerd
worden.
2.10.5 Carterverwarming
Er is een carterverwarming aanwezig in de Copeland EazyCool ZX Small koelaggregaten. De
carterverwarming wordt automatisch geactiveerd als de compressor niet werkt.
2.10.6 Regelbare lage druk schakelaar PS1 (Optioneel)
De ZX Small koelaggregaten kunnen voorzien worden met een PS1 druk schakelaar als optie voor
een werking bij lage omgevingstemperaturen.
Bij lage omgevingstemperaturen kan er een probleem zijn met werking van sommige
expansieventielen door een te klein drukverschil. Hierdoor kan er zich een probleem voordoen
tijdens de starten van het systeem. Voor een goede werking van het expansieventiel moet u het
koelaggregaat toelaten gedurende een bepaalde tijd te werken, dit om een voldoende
condensordruk op te bouwen.
Bij lage omgevingstemperaturen moet de compressor een bepaalde tijd draaien om voldoende tijd
te krijgen een stabiele druk op te bouwen. De compressor zal gedurende een gedefiniëerde tijd
draaien als hij gestart wordt door een koudevraag.
Het aggregaat zal worden aangeschakeld voor een bepaalde minimum tijd als:
▪ het aggregaat een koudevraag krijgt en
▪ de lage druk schakelaar PS1 een lage druk waarneemt in het vloeistofvat.
2.10.7 Samenstelling van de vloeistofleiding
In de vloeistofleiding vindt u een filter-droger en een kijkglas met vochtigheid indicator.
8
C6.1.12/0519-0320/NL