Voorzorgsmaatregelen
• Voordat u een belangrijke opname gaat
maken, raden wij u aan eerst een
testopname te maken en dan te
controleren of de scène juist is
opgenomen. Als er veel beeldruis is, moet
u een reinigingscassette gebruiken om de
videokoppen te reinigen (zie blz. viii).
• Vergeet niet de cassette uit de camcorder
te halen, de stroom uit te schakelen en de
camcorder los te koppelen van de
stroomvoorziening wanneer het apparaat
niet wordt gebruikt.
• Richt de lens niet naar de zon.
Zorg ervoor dat geen direct zonlicht op de
lens van de camcorder valt, ongeacht de
ingeschakelde gebruiksfunctie. Direct
zonlicht kan namelijk de CCD sensor
beschadigen. Let hier vooral op bij het
maken van opnamen buitenshuis.
• Vermijd magnetische velden.
Gebruik de camcorder niet in
de buurt van sterke
neonlampen, motors, TV's of
andere magnetische
voorwerpen, daar dit een
nadelige invloed kan
hebben op de opname.
• Gebruik van de camcorder in de buurt van
een zender of andere sterke zendinstallatie
verslechtert mogelijk het beeld of
veroorzaakt een bromtoon.
• Voorkom stoten en schokken.
Laat de camcorder niet vallen en
voorkom dat deze aan harde
stoten of sterke trillingen wordt
blootgesteld. Er zal
waarschijnlijk storing in het
opgenomen beeld zijn als u
tijdens opname tegen de
camcorder stoot.
• Plaats de camcorder
niet in de buurt van
lampen en verlichting.
De behuizing van de
camcorder kan
vervormd worden of
de camcorder raakt
defect door de hitte
van de sterke lampen of spots.
vi
• Volg altijd de aanwijzingen of restricties op
betreffende het gebruik van elektronische
apparatuur in bijvoorbeeld een vliegtuig of
in andere ruimten of gebieden.
• Let op de temperatuur en vochtigheid.
U kunt de camcorder gebruiken bij
temperaturen tussen 0°C en L40°C en bij
een vochtigheidsgraad tussen 30% en 80%.
Laat het apparaat niet achter in een
afgesloten auto die in de zomer in de zon is
geparkeerd, op plaatsen waar er direct
zonlicht op valt of in de buurt van
verwarmingsradiatoren;
dit kan namelijk de
behuizing en de in-
terne circuits van het
apparaat ernstig
beschadigen.
• Vermijd situaties waar water, zand, stof of
andere voorwerpen of stoffen in of op de
camcorder zouden kunnen komen.
Gebruik de camcorder niet in ruimten waar
veel rook, stoom of vocht is en laat het
apparaat nooit op dergelijke plaatsen
liggen.
In de hierboven beschreven situaties zal de
camcorder mogelijk niet juist functioneren of
wordt er schimmel op
de lenzen gevormd.
Zorg dat het
apparaat altijd in een
goed geventileerde
ruimte is.
• Sommige draagbare
statieven zijn moeilijk te
bevestigen en vaak niet
stevig genoeg voor deze
camcorder. Gebruik alleen
een sterk en stevig statief.
• Bij gebruik van de camcorder in een koude
omgeving zal het LCD monitorscherm vaak
minder helder zijn direct na het
inschakelen van het apparaat. Dit is
normaal. U kunt dit echter voorkomen door
de camcorder tegen de kou te beschermen
door deze bijvoorbeeld in een dikke doek
(of deken) te wikkelen.