4.4 Handcontrole
Een handcontrole wordt gebruikt om te controleren of het
matras goed is opgeblazen. Dit moet regelmatig, eenmaal per
shift, worden uitgevoerd, alsook na een verandering van houding
in het bed en na het wijzigen van de comfortinstellingen.
Plaats een vlakke hand onder de luchtcellen vlak onder het
bekken van de gebruiker en controleer of de gebruiker niet
rechtstreeks op het onderliggende matras ligt. Er moet een
ruimte van 1‐2 vingers tussen zitten.
Als u voelt dat het lichaam van de gebruiker op uw hand rust, moet u de comfortinstellingen
met één stap verhogen. Wacht 10 minuten en voer dan opnieuw een handcontrole uit.
4.5 CPR
In spoedgevallen waarbij CPR (reanimatie) nodig is: Trek snel aan
de CPR‐band die zich bevindt op de slangen tussen de pomp en
het matras. Verwijder de slangkoppelingen aan de zijkant van de
pomp voor een nog snellere ontluchting.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de CPR‐koppeling goed wordt
aangesloten na gebruik.
4.6 Lage druk
Bij een abnormaal lage luchtdruk in het matras, gaat de LED van het symbool branden.
Het lampje gaat uit wanneer de druk weer normaal is.
Raadpleeg hoofdstuk 8 voor probleemoplossing.
WAARSCHUWING!
Als de luchtdruk laag blijft, controleer het matras en de slangen dan op beschadiging.
Repareer zo nodig of neem contact op met Care of Sweden of een van diens bevoegde
onderhoudstechnici.
4.7 Transportfunctie
Als de patiënt moet worden verplaatst terwijl hij in bed ligt,
kunnen de slangen aan elkaar worden gekoppeld (losgekoppeld
van de pomp) en kan het matras in "transportmodus" worden
gezet. Deze modus mag slechts gedurende korte tijd worden
gebruikt.
10