Gebruik van de rem
1. Houd de remhendel stevig vast nadat je de gashendel
snel hebt losgelaten.
2. Het remeffect is het beste als je de remhendel eerst
langzaam aantrekt en vervolgens stevig aantrekt.
3. Rem niet hard en neem geen scherpe bochten. Hard
remmen en ruw sturen zijn de belangrijkste factoren die
zijwaartse slip of omslaan veroorzaken, wat uiterst
gevaarlijk is.
Parkeermethoden
1. Geef van tevoren richting aan, benader de parkeerplaats,
zet de gashendel terug in de oorspronkelijke stand, bereik de
bestemming en rem vervolgens.
2. Als de scooter volledig tot stilstand is gekomen, schakel je
de richtingaanwijzer en de koplamp uit en schakel je de
aan/uit-schakelaar uit.
3. Ga tijdens het parkeren links van de scooter op een vlakke
ondergrond staan en ondersteun de standaard.
4. Als je de scooter verlaat, moet je het antidiefstalslot
vergrendelen en de sleutel meenemen om te voorkomen dat
de scooter wordt gestolen.
● Wanneer het achterwiel de grond raakt, kan de gashendel pas worden
gedraaid als de rijder stevig op zijn plaats zit.
● Leen de scooter niet uit en laat deze niet gebruiken door mensen die onbekend
zijn en niet kunnen rijden. Rijden met één hand en dronken rijden zijn gevaarlijk.
DANGEROUS
● Als je alleen het voorwiel of achterwiel afremt kan de scooter zijwaarts slippen,
wat zeer gevaarlijk is. Houd een veilige snelheid aan en rem langzaam lang
voordat je tot stilstand wilt komen.
27
Gebruik en onderhoud van elektrische
reserveonderdelen
Gebruik en onderhoud van de motor
1. Controleer regelmatig of de kopschroeven aan beide
zijden van de motor los zitten.
2. Controleer regelmatig of de bedrading van de motor
los zit, of het uiterlijk vervormd is en of de fasedraad
van de motor beschadigd is.
3. Bij gebruik op regenachtige dagen mag de motor
niet in diep water komen en mag het wateroppervlak
de positie van de achteras niet overschrijden.
4. De motornaaf mag niet met kracht worden geraakt
en de motor mag niet lopen wanneer er geen rotatie
mogelijk is. Overbelasting van de motor is strikt
verboden.
5. Indien blijkt dat de motor abnormaal werkt, dient
deze uitgeschakeld te worden en naar de door YADEA
aangewezen erkende reparatiewerkplaats te worden
gestuurd voor reparatie en vervanging.
28