Controle voordat je gaat rijden
Controle van het voedingscircuit en het
verlichtingscircuit
1. Schakel de voeding in, bedien de verlichtingsschakelaar
en controleer of de koplamp en het achterlicht zijn
ingeschakeld en of de koplamp goed functioneert.
2. Bedien de draaischakelaar en controleer of de
richtingaanwijzer naar behoren werkt.
3. Controleer of het uiterlijk van de verlichtings- en
signaalinrichtingen beschadigd is.
4. Controleer of de aansluiting van de voedingskabel van
de scooter in goede staat is en of de verbindingsstangen
en connectoren los zitten.
Controle van de voor- en achterrem
1. Controleer of de uitschakelfunctie van de remhendel voor
en achter correct functioneert. Controleer of het
remsysteem soepel functioneert.
2. Controleer of de remprestaties en de remweg abnormaal
zijn. In geval van abnormale verschijnselen zoals zacht
remmen, lange remweg, versleten remblokken, weinig
remvloeistof of vloeistoflekkage dien je contact op te
nemen met de dealer.
23
Beschadiging of verontreiniging van
de reflector en de kentekenplaat
1. Controleer of de reflector vuil en beschadigd is en
gebruik deze niet als er vuil of schade is.
2. Controleer of de kentekenplaat stevig is aangebracht, of
het nummer duidelijk is en of er geen vuil of schade is.
Controle van stuur en voor- en
achterwiel
1. Draai de scooter omhoog en omlaag, heen en weer, naar
links en rechts, en controleer of het stuur en de bevestig-
ingsbouten van de voor- en achterwielen loszitten.
2. Controleer of de stuuruitslag te strak of te hobbelig is.
3. Duw de scooter naar voren en naar achteren en
controleer of de voor- en achterwielen soepel draaien en
of er abnormaal geluid is.
24