10.4.2. WLAN
Bedoeld voor de configuratie van de WLAN
WLAN Client:
• WLAN SSID: Naam van de WLAN Client
(router van de installatie)
• WLAN wachtwoord: Wachtwoord van
de WLAN Client
10.4.3. netwerk
Bedoeld voor de
netwerkconfiguratie
10.4.4. Installatie
Maakt afronding van de configuratie van het oplaadstation mogelijk.
• Aantal fasen: maakt het mogelijk het oplaadstation op 1 fase of op 3 fasen in te stellen
Wanneer deze waarde afwijkt van de instelling van de keuzeschakelaar op de elektronicaprint, wordt de meest restrictieve waarde
(eenfasig) gebruikt.
• Maximale stroomsterkte: maakt het mogelijk, de maximale stroomsterkte in te stellen
Wanneer deze waarde afwijkt van de instelling van de draaischakelaar op de elektronicaprint, wordt de restrictiefste (kleinere) waarde
gebruikt.
• Fasevolgorde: Maakt de terugmelding van de meterinformatie mogelijk op de telkens juiste fase, wanneer de klem niet in de standaard
fasevolgorde of die van een hoofdmeter is bezet.
De fasevolgorde moet worden aangehouden. Een fout wordt gemeld, wanneer de status-led permanent rood brandt. Dat wijst erop,
dat één van de volgende aansluitvolgordes niet is aangehouden: L1-L2-L3-N of L3-L1-L2-N of L2-L3-L1-N.
Deze veiligheidsmaatregel waarborgt, dat de verbruiksgegevens correct worden gemeten en berekend.
• Ingang 1 (IN1: CHP): maakt het activeren van deze ingang mogelijk
• Actief: maakt het mogelijk te bepalen, of een ingang actief is, een spanning aanwezig is of niet
• Functie: maakt het mogelijk, de functies van ingang 1 te bepalen
• Ingang 2 (IN2: D/N/): maakt het activeren van deze ingang mogelijk
• Actief: maakt het mogelijk te bepalen, of een ingang actief is, een spanning aanwezig is of niet
• Functie: maakt het mogelijk, de functies van ingang 2 te bepalen
• Uitgang 1 (OUT1): maakt het mogelijk, deze uitgang te activeren
• Actief: maakt het mogelijk te bepalen, of de uitgang standaard is geopend of gesloten
• Functie: maakt het mogelijk, de functies van ingang 1 te bepalen
10.4.5. Aanvullende functies
• Prioriteit: maakt het mogelijk te kiezen tussen de contactdoos Mode 3 en Mode 2 (Mode 2 afhankelijk van de versie beschikbaar).
Geldt wanneer beide contactdozen zijn aangesloten en het opladen is toegestaan.
• Permanente vergrendeling T2S: maakt de permanente vergrendeling van de stekker van een laadkabel op de contactdoos Mode 3 type 2S
mogelijk (oplaadstation met vast verbonden kabel). Daarvoor moet de te vergrendelen kabel op de contactdoos type 2S zijn aangesloten en
de functie zijn geactiveerd. De vergrendeling/ontgrendeling is vanaf het opnieuw starten van het oplaadstation geactiveerd.
• Led-intensiteit: Lichtintensiteit van de led instellen
• Herstarten met vertraging: maakt het opnieuw starten van het oplaadstation mogelijk met een korte vertraging, om stroompieken bij het
hervatten van het laadproces te voorkomen.
• Vertraging herstarten: definieert de vertraging tot het opnieuw starten (0 tot 360 seconden).
10.4.6. Smart Charging/ISO15118
ISO15118: maakt het mogelijk de functies van ISO15118 te activeren voor de communicatie tussen het oplaadstation en het elektrisch voertuig.
10.4.7. Lokale toegang
Maakt de lokale toegang mogelijk, naast die tot een OCPP-server.
Wanneer de functie actief is, moet het opladen met een RFID-kaart worden gestart. Wanneer deze in de WhiteList i opgenomen, is het opladen
toegestaan. De WhiteList kan handmatig worden uitgebreid, door de invoer van de identificatie van de RFID-kaart, of via de import van een
csv-bestand, of door het activeren van de modus „Via scan toevoegen" en door het lezen van de RFID-kaart op de RFID-sensor van het
oplaadstation. Een correct gelezen kaart wordt door dubbel groen knipperen gesignaleerd.
10.4.8. Toegang SuperUser
Maak onderbreking van het laadproces mogelijk zonder gebruiker van het oplaadstation te zijn. Deze functie maakt het voor de
verantwoordelijken van de locatie mogelijk, een laadproces te onderbreken, om het oplaadstation vrij te geven of om onderhoud uit te voeren.
De SuperUserList kan handmatig worden uitgebreid, door de invoer van de gebruikersnaam van de RFID-kaart, het importeren van een csv-
bestand, of door het activeren van de modus „Via scan toevoegen" en door het lezen van de kaart op de RFID-sensor van het oplaadstation.
Een correct gelezen kaart wordt door dubbel groen knipperen gesignaleerd.
10.4.9. Standaard en normen
• Fase-onbalans: maakt de beperking van de onbalans mogelijk tussen fasen bij een driefase-oplaadstation gebruikt met een eenfase
elektrisch voertuig.
• Waarde van de onbalans: definieert de maximale waarde van de onbalans, wanneer deze waarde wordt bereikt, wordt het laadproces van
het voertuig begrensd, om deze waarde niet te overschrijden.
10.04.10. Elektriciteitsmeter
Maakt de integratie mogelijk van een MID-elektriciteitsmeter voor de verrekening.
Alleen de meters hager ECRxxx/ECAxxx zijn compatibel. Zie set MID XEVA431* en XEVA433.
• Type van de elektriciteitsmeter: geïntegreerde meter (standaard)/type meter.
• Opladen zonder meter: maakt blokkeren van het laadproces mogelijk bij ontbrekende resp. defecte meter.
10.04.11. Live Debug
Deze pagina toont actuele en historische gegevens en gebruiksstatistieken van het oplaadstation.
(*) Niet in alle landen leverbaar
WLAN-hotspot:
• WLAN SSID: Naam van de WLAN-hotspot (door het oplaadstation gegenereerde naam
• WLAN wachtwoord: Wachtwoord van de WLAN hotspot
• Hotspot-kaart: Mogelijkheid, WLAN-hotspot-kaart toe te voegen/te wissen/te veranderen.
• DHCP Client: maakt verbinding mogelijk met een DHCP-server of de toekenning van een vast IP-adres
• IP-adres: definieert het vaste IP-adres
• Reserve IP-adres: definieert de IP in geval van een DHCP-fout
van de WLAN)
17