Met een druk op de knop wordt alles uitgeschakeld, en worden vervolgens de verschillende uitgangen
van de groep in willekeurige volgorde ingeschakeld voor een willekeurige duur.
3.4 PROGRAMMERING VAN DE DRUKKNOPPEN (IDENTIFICATIEMODULES)
Ga naar menu menu 4.1 om de drukknoppen te programmeren.
1. Selecteer met de toetsen OMHOOG en OMLAAG de uitgang/groep die moet
worden geprogrammeerd.
2. Druk op de knop ENTER om de programmeermodus te activeren.
Vanaf nu wordt de knop waarop wordt gedrukt, gekoppeld aan de uitgang/
groep die u aan het programmeren bent. U moet dus de personen in het gebouw
meedelen dat ze niet op drukknoppen mogen drukken om de programmering
ervan niet in de war te sturen.
Bij de programmering van een uitgang/groep worden alle uitgangen
uitgeschakeld en licht ALLEEN de geselecteerde uitgang of groep op. Zo kunt u
zien welke uitgang of groep geprogrammeerd wordt.
1. Vervolgens moet u naar de betreffende ruimte gaan en drukken op de
drukknop(pen) die aan deze uitgang gekoppeld is(zijn).
2. Druk op OMHOOG of OMLAAG om de programmering van de uitgang/groep te
verlaten en over te gaan naar de volgende. Herhaal de bewerking vanaf punt 2
voor de volgende uitgangen/groepen.
3. Druk op BACK om de programmeermodus voor drukknoppen te verlaten.
3.5 CONFIGURATIE VAN DE LOKALE INGANGEN
De module DMC-008-001 heeft 12 configureerbare digitale ingangen die geschikt zijn
voor elk potentiaalvrij contact.
Ga naar menu menu 5.1 om de rol van de lokale ingangen te programmeren.
• Selecteer de ingang die u wilt configureren met de toetsen LINKS en RECHTS.
• Met de toetsen OMHOOG en OMLAAG kunt u selecteren welke uitgang/groep
aan de ingang moet worden gekoppeld.
• Bevestig de configuratie met de knop ENTER.
• Druk op de knop BACK om de configuratie van de lokale ingangen te verlaten.
3.6 CONFIGURATION DE L'APPUI LONG (SECONDE FONCTION)
U kunt een tweede functie definiëren bij het aansturen van een uitgang of groep.
Bijvoorbeeld: lang drukken op uitgang 1 => activatie van «groep 3».
Ga naar menu 6.1 en selecteer de uitgang/groep waarvoor u een tweede functie wilt
configureren met de toetsen OMHOOG en OMLAAG, en druk vervolgens op ENTER.
Selecteer daarna met de toetsen OMHOOG en OMLAAG de uitgang/groep voor de
tweede functie. Selecteer met de toetsen LINKS en RECHTS de werking van de tweede
11