Storingen
Er stroomt geen water in
g
het apparaat of het
h
f h
wasmiddel wordt niet
wasmiddel wordt niet
ingespoeld.
Het wasmiddel uit bakje I
wordt niet ingespoeld.
Het water in de trommel
is niet te zien.
Het sop wordt niet
volledig afgepompt.
Het programma loopt niet
door en er brandt een
indicatielampje.
Er loopt water onder de
wasmachine uit.
Er komt schuim uit de
wasmiddellade.
Het wasgoed werd niet
goed gecentrifugeerd.
Oorzaak
De kraan is niet open.
Toevoerslang is geknikt of zit klem.
Zeef in de watertoevoer verstopt.
Programma zonder voorwas
gekozen.
Niets aan de hand.
Het water bevindt zich onderin en is daardoor niet te zien.
Vreemde voorwerpen blokkeren de
afvoerpomp.
Er werd erg pluizend wasgoed
gewassen. Afvoerpijp of afvoerslang
verstopt.
Water op de bodem van het
apparaat;
Het apparaat is ondicht.
De schroefkoppeling van de
toevoerslang lekt.
De afvoerslang lekt.
Te veel wasmiddel gebruikt of een
wasmiddel dat niet geschikt is voor
de wasmachine.
Grote stukken wasgoed zijn in
elkaar gerold en niet gelijkmatig in
de trommel verdeeld.
Om veiligheidsredenen werd het
centrifugeren met hoog toerental
automatisch verhinderd.
Advies
Kraan opendraaien.
Zeven schoonmaken zie blz. 34 en
verder.
Een programma met voorwas
kiezen.
Afvoerpomp schoonmaken,
zie blz. 32 en verder.
Afvoerpijp en/of afvoerslang
schoonmaken.
De Servicedienst inschakelen.
Schroefkoppeling vastdraaien.
Afvoerslang vervangen.
1 eetlepel wasverzachter met ½ liter
water aanlengen en in
wasmiddelbakje II van de
wasmiddellade gieten.
Bij de volgende was minder
wasmiddel gebruiken resp.
wasmiddel gebruiken dat geschikt is
voor de wasmachine.
Niet alleen grote stukken wasgoed
in de trommel doen.
37