Omgevingsinstellingen
Om de omgevingsinstellingen van CaptureOnTouch te configureren,
opent u het dialoogvenster [Omgevingsinstellingen].
Klik op
(pictogram CaptureOnTouch) in de taakbalk en selecteer
[Omgevingsinstellingen] in het menu.
Hieronder worden de in te stellen onderdelen beschreven voor de
diverse tabbladen die verschijnen in het dialoogvenster
[Omgevingsinstellingen].
Het tabblad [Basisinstellingen]
Op het tabblad [Basisinstellingen] configureert u de volgende
instellingen.
De instelling Startmethode
Standaard wordt CaptureOnTouch resident in het geheugen geladen
wanneer u uw computer start. Maak het aankruisvakje [Maak
CaptureOnTouch resident] leeg om CaptureOnTouch niet permanent
in het geheugen te laden.
Weergeven
Selecteer het aankruisvakje [CaptureOnTouch verschijnt als de
scanner is verbonden] om het hoofdvenster van CaptureOnTouch
automatisch te openen wanneer de scanner op de computer wordt
aangesloten. Deze instelling kan alleen worden ingeschakeld
wanneer CaptureOnTouch is gestart (of in het geheugen is geladen).
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, wordt de instelling [Het
hoofdscherm niet weergeven wanneer de scan gestart is met de
scanner knop] uitgeschakeld.
Als het selectievakje [Het hoofdscherm niet weergeven wanneer de
scan gestart is met de scanner knop] is ingeschakeld, wordt het
hoofdscherm van CaptureOnTouch niet weergegeven wanneer de
Sneltoets scannen is gestart door te drukken op de startknop van de
scanner. Tijdens het scannen worden wel dialoogvensters en
foutberichten weergegeven en ook het pop-upscherm dat verschijnt
wanneer de scan is voltooid, wordt weergegeven.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden de selectievakjes
[Bijkomende scan inschakelen] en [Bewerken na scannen] op het
Sneltoets scannen bewerken-instellingsscherm uitgeschakeld.
Het tabblad [Invoegtoepassing]
Op het tabblad [Invoegtoepassing] kunt u zien welke
invoegtoepassingen zijn toegevoegd aan CaptureOnTouch.
61