Aan Tapwaterzijde aansluiten
Veiligheidsklep
De installatie moet als bescherming tegen overdruk
zijn uitgerust met een goedgekeurde membraanveilig-
heidsklep.
Toegelaten werkingsdruk: 10 bar (1 MPa).
De aansluitdiameter van de veiligheidsklep moet als
volgt uitgevoerd zijn:
Min. R
(DN 20), max. verwarmingsvermogen
¾
150 kW
Als de stookcapaciteit van de warmwaterboiler meer
bedraagt dan de aan de inhoud toegewezen max.
stookcapaciteit, kies dan een grotere veiligheidsklep.
(Zie DIN 4753-1, uitg. 3/88, paragr. 6.3.1).
De veiligheidsklep in de koudwaterleiding plaatsen.
Deze mag niet afgesloten kunnen worden van de
warmwaterboiler. Vernauwingen in de leiding tussen
veiligheidsklep en warmwaterboiler zijn niet toege-
staan.
Equipotentiaalverbinding aansluiten
Equipotentiaalverbinding tot stand brengen volgens de
technische aansluitvoorwaarden van het plaatselijke
energiebedrijf en de NEN-bepalingen.
(vervolg)
!
Opgelet
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep mag
niet worden afgesloten. De overdruk kan de
installatie beschadigen.
Uittredend water moet zonder gevaar en zicht-
baar in een afvoersysteem afgevoerd worden.
In de buurt van de afblaasleiding van de veilig-
heidsklep, het meest praktisch op de veiligheids-
klep zelf, moet een plaatje worden aangebracht
met de tekst: "Tijdens de verwarming kan om
veiligheidsredenen water uit de uitblaasleiding
lekken! Niet afsluiten!"
De veiligheidsklep via de bovenkant van de warmwa-
terboiler monteren.
Montageverloop
23