Stuurinrichting afstellen
Om een optimaal stuurgedrag en minimale
banden slijtage te realiseren dient de
stuurinrichting juist afgesteld te zijn.
1. Draai de linker- en rechtermoer van de
stuurstang [A] los.
Let op! Dit is een moer met een linkerdraad en
een moer met een rechterdraad.
2. Draai vervolgens aan de stuurstang om de
sporing van de wielen aan te passen. De
wielen dienen parallel afgesteld te worden.
3. Draai de moeren van de stuurstang weer vast.
4. Draai de twee moeren van de stuurstang [B]
los.
Let op! Dit is een moer met een linkerdraad en
een moer met een rechterdraad.
5. Zorg dat de stuuraanslag in het midden van de
stuurplaat staat [C]. Bij een deelbaar frame
wordt het stuur automatisch in deze stand
gefixeerd op het moment dat het
rolstoelgedeelte wordt losgekoppeld.
6. Draai vervolgens aan de stuurstang om ervoor
te zorgen dat de wielen rechtdoor staan op het
moment dat de stuuraanslag in het midden
van de stuurplaat staat.
7. Draai de moeren van de stuurstang weer vast.
8. Zet tot slot het stuur recht. Zorg ervoor dat op
dat moment de wielen recht vooruit staan.
9. Controleer of de fiets soepel, zonder
weerstand en wrijving, op de banden
rechtdoor rijdt.
Versie 22.03
[A]
[B]
[C]
43/51