Eén van de remhendels (meestal de rechter) bedient de rem op het voorwiel. Hierbij is
extra voorzichtigheid geboden, omdat bij te krachtig remmen het voorwiel kan blokkeren,
wat tot een valpartij kan leiden. De berijder dient vertrouwd te zijn met gedoseerd
remmen van het voorwiel!
Indien op de fiets een elektromotor aanwezig is: oefen met de starthulp en de
achteruitrijfunctie. Let op dat tijdens het gebruik van de fiets, de starthulp of de
achteruitrijfunctie niet onbedoeld wordt geactiveerd. Als bijvoorbeeld voor het
stoplicht spelenderwijs de pedalen achteruit worden gedraaid, zal de
achteruitrijfunctie worden geactiveerd en gaat de fiets achteruit rijden.
Hoge snelheden in bochten en op oneffen terrein, of het nemen van een te
scherpe bocht, kunnen leiden tot het omslaan van de fiets!
De fiets zal zich anders gedragen wanneer er zonder passagier wordt
gefietst. Probeer dit eerst voorzichtig uit!
Belangrijke veiligheidspunten voor de berijder
Fiets tijdens de eerste rit uiterst voorzichtig.
•
Houd tijdens het rijden beide handen stevig aan het stuur en de voeten op de
•
pedalen.
Test het rijgedrag van de fiets met gepaste snelheid op een ongelijke
•
ondergrond. Zo leert je om beter te reageren op onverwachte bewegingen van de
fiets en het stuur tijdens het gebruik.
Verken hoe de kantelbeweging van de driewieler reageert op de
•
lichaamshouding. Hang naar de binnenzijde van de bocht.
Kleine belemmeringen moeten met gepaste snelheid worden overreden.
•
Obstakels hoger dan vijf centimeter dienen te worden vermeden.
•
Let op bij afdalingen dat zich geen gevaarlijke snelheid ontwikkelt. Rem tijdig en
•
fiets met gematigde snelheid.
Versie 22.03
20/51