Algemene informatie
Opmerking: Als er een USB-kabel is aangesloten, is deze functie uitgeschakeld.
1
Controleer of de printer aan staat en of er papier is geplaatst.
2
Druk met een paperclip of met een pen de verzonken knop in net boven de netwerkaansluiting.
Er wordt een pagina afgedrukt met de instellingen van het netwerk.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de netwerkconnector niet aan als de printer is ingeschakeld.
3
Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen
en druk daarna nog een pagina met netwerkinstellingen af.
4
Kijk op de pagina met netwerkinstellingen wat het IP-adres is en de volledig gekwalificeerde domeinnaam.
De volledig gekwalificeerde domeinnaam kan handig zijn in situaties waarin het adres wordt gewijzigd. Het adres
wijzigt bijvoorbeeld als de printer wordt verplaatst, de volledig gekwalificeerde domeinnaam wijzigt echter niet.
Opmerking: Op de pagina met netwerkinstellingen vindt u ook belangrijke informatie over de
netwerkconfiguratie.
Afdrukken vanuit Windows of DOS
Windows
Gebruik bij het afdrukken vanuit een Windows-toepassing het stuurprogramma voor de Windows Forms Printer 2500-
serie. Dit kunt u via de website van Lexmark downloaden: www.lexmark.com.
DOS
Volg de instructies bij uw DOS-toepassing om te zien welke printerstuurprogramma's door uw DOS-versie worden
ondersteund. Bij de meeste toepassingen kunt u het gebruikte type printer opgeven, zodat de toepassing optimaal
gebruik kan maken van de printerfuncties.
IBM-emulatiemodus gebruiken
Als de printer in de IBM-modus werkt (dit is de standaardinstelling), kunt u in uw programma een printer selecteren in
de onderstaande voorkeursvolgorde.
13