13.7 Drogingstemperatuur
De temperatuur moet zodanig worden gekozen, dat het monster niet wordt vernietigd
en de chemische structuur niet veranderd. Maar aan de andere kant kan een te lage
temperatuur tot onnodige verlenging van de drogingtijd leiden.
Bij de instelling van de drogingtemperatuur dienen de volgende factoren te worden
overwogen:
Monsteroppervlakte:
De vloeibare monsters en monsters die aangebracht kunnen worden vereisen, in
tegenstelling tot de monsters in de vorm van poeder en korels, een kleinere
oppervlakte voor de warmteoverdracht.
Door toepassing van een glasvezelfilter wordt de warmtedoorlatendheid verbeterd.
Monsterkleur:
Lichte monsters weerkaatsen meer warmtestraling dan de donkere en vereisen
daarom een hogere droogtemperatuur.
Toegankelijkheid van vluchtige stoffen:
Hoe beter en sneller de toegang tot water en andere vluchtige stoffen, hoe lager de
drogingtemperatuur kan worden ingesteld. Indien het water moeilijk toegankelijk is
(bv. in kunststoffen) dient deze bij een hogere temperatuur te worden gescheiden
(hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de druk van waterdamp).
Om dezelfde resultaten te bereiken als in andere vochtbepalingsmethodes (bv. in
een laboratoriumdroger) dienen experimenteel de instellingparameters te worden
geoptimaliseerd, zoals: temperatuur, opwarmingsgraad en uitschakelingcriterium.
13.8 Aanbevelingen/ indicatieve waarden
Een standaardmonster voorbereiden:
Indien nodig het monster fijnhakken en gelijk op de aluminium schaal
verdelen.
Speciale monsters voorbereiden:
Bij gevoelig of moeilijk te delen monstermateriaal (bv. kwik) kan glasvezelfilter
worden gebruikt.
Het monster gelijkmatig op de glasvezelfilter aanbrengen en met een tweede
glasvezelfilter dekken.
De glasvezelfilter kan worden gebruikt als bescherming bij klaterend materiaal
(door elke klater wordt het resultaat vervalst).
DAB-BA-nl-1612
45