Werken met objecten op een label
Afhankelijk van het labeltype kunt u een tekstvak-,
afbeeldings- of streepjescodeobject toevoegen aan uw
labelontwerp. Zie Gebruik van de labeltoepassingen op
pagina 14 voor een beschrijving van de objecten die u op
elk labeltype kunt gebruiken.
De bewerkingszone van het label is onderverdeeld in de vijf afgebeelde posities:
boven, onder, midden, links, rechts. Elk objecttype wordt weergegeven door een
pictogram:
Tekstobject
Rondom een geselecteerd object wordt een blauwe rand weergegeven.
Een nieuw object kan een standaardobject op het label vervangen of u kunt het
nieuwe object boven, onder, rechts of links van het standaardobject plaatsen.
Een object selecteren
U selecteert een object op het label met behulp van de pijltjestoetsen.
Een object verplaatsen
Selecteer het object en selecteer vervolgens Locatie.
1
Verplaats het object met de pijltjestoetsen naar een nieuwe locatie.
2
Een object verwijderen
Selecteer het object op het label met behulp van de pijltjestoetsen en druk
op
.
Een tekstvak invoegen
Op de meeste labels staat standaard ten minste één tekstvak. Er kan maar
één tekstobject op een label worden geplaatst. In de meeste gevallen is al
een tekstvak op het label geplaatst wanneer de editor start. Afhankelijk van
het labeltype kunt u de locatie van het tekstvak wijzigen of, als het label een
streepjescode of afbeelding bevat, het tekstvak verwijderen.
Een tekstvak invoegen
Selecteer
en vervolgens Tekst.
1
Selecteer met behulp van de pijltjestoetsen de locatie voor het tekstvak.
2
Voeg tekst en opmaak toe.
3
De opmaak van het tekstvak bewerken
Selecteer het tekstvak en druk op
1
Het menu Eigenschappen wordt weergegeven.
Selecteer Tekstopmaak.
2
Wijzig de opmaak met behulp van de functietoetsen.
3
™
31
XTL
300
Gebruikershandleiding
Streepjescodeobject
Afbeeldingsobject
.