Rol de aluminium leidingen uit richting toestel.
➠
Sluit de aluminium leidingen aan op de messing koppelingen; zie Afb. 6.
➠
Breng de aluminium leidingen op een trekontlastende manier aan.
➠
Bepaal de lengte van de aluminium leidingen.
➠
Zaag de leidingen op maat.
➠
Sluit de siliconen slangen aan op de aluminiumleidingen.
➠
!Let op
De siliconen slangen kunnen pas op de druksensor worden aangesloten nadat de beugel met besturingssysteem is
geplaatst. De druksensor bevindt zich op de beugel met besturingssysteem.
7.3.3 Besturingssysteem
Het besturingssysteem omvat de componenten die nodig zijn om het toestel in combinatie met het PowerVent®
systeem veilig te laten functioneren. Deze componenten (de regelunit en de druksensor) zijn op een beugel gemon-
teerd die op de beugel met de Honeywell-besturingscomponenten aangesloten is om vervolgens in het verplicht te
gebruiken bedieningsluik te monteren. Dit bedieningsluik is te verkrijgen via de fabrikant.
Af fabriek is de beugel met de PowerVent®-besturingscomponenten reeds gemonteerd op de beugel met de Ho-
neywell-besturingscomponenten en is het toestel volledig ingesteld voor Powervent®. Wanneer dit het geval is kan
stap 1 overgeslagen worden.
Is het toestel en de beugel met de PowerVent®-besturingscomponenten apart geleverd, dan moeten alle punten
vanaf punt 1 gevolgd worden.
- Het PowerVent® systeem is alleen toegestaan in combinatie met het bijbehorende, afsluitbare bedieningsluik ho-
Let op
rende bij het toestel, om aan de veiligheidseisen te kunnen voldoen. Indien deze niet is meegeleverd, is het bedie-
ningsluik verkrijgbaar bij de dealer;
- Houd rekening met de veiligheidseisen bij het plaatsen van het bedieningsluik zoals beschreven in de installatie-
handleiding van het desbetreffende toestel;
- Verbind de juiste siliconen slang met het juiste aansluitpunt op de druksensor; zie Afb 6, P1 en P2.
Indien van toepassing - ga als volgt te werk bij het plaatsen van het besturingssysteem. Ga anders naar stap 2:
1. De beugel met de PowerVent®-besturingscomponenten past maar op één manier op de beugel met de Honeywell-
➠
besturingscomponenten (zie Afb. 7a):
- Plaats de beugel met de PowerVent®-besturingscomponenten zo op de beugel met de Honeywell-besturingscom-
ponenten dat het display (I1) aan de voorkant te bedienen en af te lezen is. Zorg ervoor dat de connector A van de
PowerVent®-besturingscomponenten aangesloten wordt op de connector A van de Honeywell-besturingscompo-
nenten.
- Vervang brugstekker (M) met de meegeleverde brugstekker zonder blauwe kabel in de Honeywell-regelunit. Schroef
hierbij het klepje (J) van de Honeywell-regelunit eraf, vervang de brugstekker en schroef het klepje weer terug op de
regelunit;
- Bevestig de 2 beugels met de 3 parkers.
2. Haal de drukmeetleidingen en de stuurkabel van de ventilator door het bedieningsluik naar buiten.
➠
Zorg dat de stuurkabel (S) vast gezet wordt met een kabelbinder en laat +/- 250mm doorsteken (zie Afb. 7b).
Haal zo nodig de Honeywell-ontvanger aan de voorkant uit het bedieningsluik.
3. Haal de Powervent®-regelunit aan de voorkant uit de beugel en sluit de stuurkabel (S) van de ventilator aan op het
➠
groene PCB-klemmenblok (V1) van de regelunit (zie Afb. 7b).
4. Sluit de drukmeetleidingen aan op de druksensor, zodat (zie Afb. 6 en Afb. 7b):
➠
- wde leiding het dichtst bij de aansluitstomp van het toestel op P1 komt;
- de andere leiding op P2 komt.
5. Zorg ervoor dat het toestel gereed wordt gemaakt voor de eerste keer ontsteken zoals beschreven in de installatie-
➠
handleiding van het desbetreffende toestel.
6. Zorg er tenslotte voor dat de geaarde 230V-voedingskabel van de ventilator aangesloten is op een geaarde 230V-
➠
aansluiting.
Het PowerVent® systeem is nu klaar om getest te worden.
Het testen moet uitgevoerd worden voordat de boezem wordt afgebouwd en voordat de samenstelling van de
!Tip
PowerVent®-besturingscomponenten en de Honeywell- besturingscomponenten, in het bedieningsluik is gemon-
teerd.
nl
1 6
®
P O W E R V E N T
- I N S TA L L AT I E H A N D L E I D I N G