9 Elektrische installatie
worden. De beschermde laagspanningskabels moeten gescheiden van de kabels die de netspanning
voeren, worden gelegd. In kabelgoten of op kabelladders moeten daarom scheidingswanden
worden gebruikt.
Van buiten ingevoerde kabels en leidingen moeten zodanig voor hun aansluitpunten worden
bevestigd, dat de aansluitpunten geen trek- en druklasten ondervinden.
De kabels moeten binnen het apparaat gescheiden worden gelegd. De kabelmantel moet tot aan
de klemmen bevestigd blijven.
Voor de netaansluiting moet het kabeltype NYM 3x1,5 of 3x2,5 worden gebruikt.
Als beschermde laagspanningskabels kunnen alle gangbare in de handel verkrijgbare
telecomkabels met of zonder mantel worden gebruikt.
De doorsnede van de kabels moet worden aangepast aan het stroomverbruik van de gebruikte
apparaten en aan de lengte van de kabels.
Netaansluiting:
De doorsnede van de netkabel mag niet groter zijn dan 2,5 mm².
Bedrading van de open-standhouders:
Aanbevolen type kabel:
Maximale kabellengte:
De maximale kabellengte mag niet langer zijn dan 35 m tot aan de deurmagneet en 75 m tot de
rookschakelaars.
Het aantal kabelverbindingen moet zo klein mogelijk zijn. Elke noodzakelijke verbinding moet
door betrouwbare methoden tot stand worden gebracht. Bij klemverbindingen mogen alleen
klemmen met knelbescherming worden gebruikt.
Kabels mogen niet direct via de printplaat van de FSZ Basis worden gelegd.
zonder RZA
IY(ST)Y 2x2x0,6
IY(ST)Y 2x2x0,8
in combinatie met een RZA
IY(ST)Y 3x2x0,6
IY(ST)Y 3x2x0,8
13