4.2
Busadres instellen
De communicatie binnen het systeem geschiedt via een
eBus. Voor een correcte communicatie tussen alle com-
ponenten is het noodzakelijk, dat de afstandsbediening
een adressering krijgt die past bij het te regelen CV–cir-
cuit.
De juiste adressering voor de afzonderlijke systeemcom-
ponenten kunt u aflezen in tabel 4.1.
Afb. 4.2 Busadres instellen
Systeemcomponent
CV–circuit 1
auroMATIC 620/
calorMATIC 630
CV–circuit 2
auroMATIC 620/
calorMATIC 630/
geoTHERM VWL/VWS/VWW
CV–circuit 3
calorMATIC 630
VR 60, adres 4
VR 60, adres 6
VR 60, adres 8
Tabel 4.1 In te stellen busadressen
Installatiehandleiding afstandsbediening VR 90 839175_02
In te stellen
Adres van
busadres in
component
VR 90
1
2
3
CV 4
4
CV 5
5
CV 6
6
CV 7
7
CV 8
8
Elektrische installatie 4
5
Inbedrijfstelling
De inbedrijfstelling wordt uitgevoerd in combinatie
met de inbedrijfstelling van de centrale thermostaat.
Ga daarvoor a.u.b. te werk overeenkomstig de aanwijzin-
gen in de handleiding van de centrale thermostaat
auroMATIC 620, calorMATIC 630 of de warmtepomp
geoTHERM.
5.1
Parameters CV–circuit instellen
De instelling van de parameters voor het CV–circuit ge-
schiedt op het codeniveau. Hier kunnen ook verschillen-
de installatiewaarden worden opgevraagd. Het codeni-
veau is beveiligd tegen toegang door onbevoegden via
een servicecode en wordt gedurende 60 minuten vrijge-
geven na invoer van de juiste code.
U bereikt het codeniveau door de linker instelknop
lang te draaien tot het menu "Codeniveau vrijgeven" be-
reikt is.
In dit menu moet u de code invoeren die toegang geeft
tot het veranderen van de hierna genoemde parameters
voor het CV–circuit. Voert u geen code in, dan worden
de parameters in de volgende menu's weliswaar ge-
toond, maar kunt u deze niet veranderen. Standaard is
de code 1 0 0 0 opgeslagen.
Deze kan alleen op het centrale bedieningspaneel van
de VRS 620/VRC 630 of geoTHERM worden veranderd.
De bediening van het codeniveau geschiedt op dezelfde
manier als die van het gebruikersniveau. U kunt de para-
meters eveneens kiezen door draaien en indrukken van
de instelknop .
Alle toegankelijke codemenu's en hun parameters vindt
u in tabel 5.1.
In tabel 5.1 staan alle in het codeniveau te bereiken me-
nu's vermeld en zijn de parameters of weergavewaar-
den weergegeven. De te veranderen parameters hebben
een grijze achtergrond.
Uitgebreidere informatie over de afzonderlijke functies
vindt u in het functieoverzicht in hoofdstuk 7 van dit do-
cument.
Inbedrijfstelling 5
zo-
5