2 BEDIENING
2-1 Aan en Uit
(1) Druk op de [Aan/Uit]-knop.
Modus
Temperatuur
26.0
26.0
Koelen
°C °C
Status
Aan/uit-toets
Het stroomindicatorlampje blijft branden terwijl
de binneneenheid in werking is.
OPMERKING
De Aan/Uit-knop kan niet bediend worden op schermen
anders dan het monitormodusscherm.
2-2 Bedieningsinstellingen
2-2-1 Stel de Werkingsstand in
(1) Raak [Mode] aan op het monitormodusscherm.
(2) „Mode"-scherm wordt weergegeven. Selecteer de wer-
kingsstand.
(1)
Modus
Temperatuur
26.0
26.0
Koelen
°C °C
Status
Afhankelijk van het binnenunit
model, [(Custom) Auto] wordt
weergegeven in plaats van
[Auto].
OPMERKINGEN
• Alleen standen die geselecteerd kunnen worden, wor-
den weergegeven. De standen die geselecteerd kunnen
worden kunnen verschillen, afhankelijk van de systeem-
configuratie en werkingsstatus. Raadpleeg [4.BEDIE-
NINGSTIPS]→[4- 1 Selecteerbare modi].
• Wanneer de „Ventilatie" is gese-
lecteerd, kan de temperatuur
niet worden ingesteld.
• [Auto] of [(Custom) Auto] modus kan in de R.C. Groep
worden gebruikt, waarin de Master Binnenunit is ingesteld.
Het wordt niet in een andere R.C. Groep weergegeven.
• Wanneer de werkingsstand wordt geschakeld in een
warmteherstelsysteem, kan de werkingsvoorbereiding
een tijdje duren, maar dit is geen storing.
(3) Wanneer de [OK] wordt aangeraakt, keert de weergave
terug naar het monitormodusscherm.
Nl-7
Vr. 10:00AM
Ventilatie
Auto
Stroomindicatorlampje
Menu
(2)
Modus
Vr. 10:00AM
Ventilatie
Koelen
Drogen
Auto
Auto
Ventilatie
Annuleer
Menu
Modus
Temper
26.0
26.
ogen
Auto
tilatie
Modus
Temperatuur
Ventilatie
2-2-2 Stel de Temperatuur in
(1) Raak [Instel Temp. ] op het monitormodusscherm aan.
(2) „Instellen Temperatuur"-scherm wordt weergegeven. Pas
de kamertemperatuur aan met de [ ] of [ ].
(1)
Modus
Koelen
Wanneer de bedieningsmodus
is ingesteld op [(Custom) Auto],
moet de koelen en verwarmen
temperatuur worden ingesteld.
OPMERKINGEN
• Het bereik van de instelbare temperatuur verschilt
afhankelijk van de werkingsstand. Raadpleeg [4 BEDIE-
NINGSTIPS]→[4- 3 Instelbaar temperatuurbereik].
• Wanneer de „Temp. bereik" is ingesteld, voldoet de
selecteerbare temperatuur aan de instelling. Raadpleeg
[3 INSTELLING] → [3- 6 Extra Instellingen] → [3- 6- 3
Temperatuurinstelling].
(3) Wanneer de [OK] wordt aangeraakt, keert de weergave
terug naar het monitormodusscherm.
2-2-3 Stel de Ventilatorsnelheid in
(1) Raak de [Venitlatie] op het monitormodusscherm aan.
(2) „Ventilatie"-scherm wordt weergegeven. Selecteer de
ventilatorsnelheid met de [ ] of [ ].
Verw.
(1)
Modus
OK
Koelen
Verw.
°C
(3) Wanneer de [OK] wordt aangeraakt, keert de weergave
Auto
terug naar het monitormodusscherm.
OK
Vr. 10:00AM
Ventilatie
Auto
Status
Menu
(2)
Temperatuur
Vr. 10:00AM
Temperatuur
Ventilatie
26.0
26.0
26.0
26.0
Auto
°C °C
Status
Menu
Temperatuur
Koelen
(2)
Ventilatie
Vr. 10:00AM
Temperatuur
Ventilatie
26.0
26.0
Auto
°C °C
Status
Menu
°C °C
Annuleer
OK
Verw.
28.0
20.0
°C
°C
Annuleer
OK
Auto
Annuleer
OK