Motorolie bijvullen (20)
Voor de inbedrijfstelling moet er motorolie ingevuld worden:
1. Olievuldop (20/1) eraf schroeven (symbool: oliekannetje, 20/2), dop op een
schone plaats bewaren.
2. Vul olie met een trechter bij. Motorolie tot tussen de twee merktekens
(20/4) op de oliepeilstok (20/3) vullen.
3. Sluit de olievulopening met de tankdop stevig af en reinig deze.
Brandstof bijvullen (21)
Voor de inbedrijfstelling moet de gazonmaaier volgetankt worden:
1. Tankdop (21/1) eraf schroeven (symbool: benzinepomp, 21/2) en op een
schone plaats bewaren.
2. Benzine in tankopening (21/3) met een trechter vullen (21/a). Benzine
maximaal tot aan de onderrand van de vulopening (21/4) vullen.
3. Sluit de tankopening met de tankdop stevig af en reinig deze.
5.2 Grasvanger plaatsen (22, 23)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor eruit geslingerde delen
Gevaar voor eruit geslingerde delen als de klep niet correct is gemon-
teerd.
■ Zorg ervoor dat de klep correct is gemonteerd tijdens het starten.
De machine kan met en zonder grasvanger gebruikt worden. De klep moet
correct gemonteerd zijn (zie Hoofdstuk 4.2 "Montage klep (07 - 12)", pagina 18).
Grasvanger vasthaken (22)
1. Zorg ervoor dat de motor gestopt is en het maaiwerk stilstaat.
2. Klep (22/1) optillen.
3. Grasvanger (22/2) in de houders (22/3) haken (22/a).
4. Klep loslaten.
Ingebruikname/buiten werking stellen
21