Montage
■ Gebruik de machine nooit met versleten of defecte onderdelen. Vervang
defecte onderdelen alleen door originele reserveonderdelen van de fabri-
kant (zie Hoofdstuk 11 "Reserveonderdelen", pagina 32). Als de machine
wordt gebruikt met versleten of defecte onderdelen of niet met originele
reserveonderdelen, kan geen aanspraak worden gemaakt op garantie van
de fabrikant.
3.6 Veiligheidsinstructies voor de bediening
■ Zet in de volgende gevallen de motor af, wacht op de stilstand van de ma-
chine en verwijder de bougiestekker:
■ wanneer de machine zich niet onder toezicht bevindt
■ vóór het inspecteren, schoonmaken en onderhouden
■ bij storingen en abnormale trillingen
■ vóór het oplossen van blokkeringen en verstoppingen zoals bij het ver-
wijderen van gemaaid materiaal
■ bij contact met gevaarlijke voorwerpen en vreemde objecten
■ voor het tanken
■ Til de machine nooit op met een draaiende motor.
■ Kantel de machine niet tijdens het starten van de motor.
■ Laat de verbrandingsmotor niet in gesloten ruimten draaien, omdat er ge-
vaarlijke concentraties van koolmonoxide op kunnen treden.
■ Duw de machine bij het maaien altijd vooruit en nooit achteruit. Trek de
machine nooit in de richting van het lichaam.
■ Maai nooit over obstakels zoals takken of boomwortels.
■ Schakel de motor uit wanneer er over een ander oppervlak dan het gazon
wordt gereden.
■ Inspecteer na contact met vreemde voorwerpen de machine op beschadi-
gingen. Laat de machine repareren wanneer het beschadigd raakte.
4 MONTAGE
Voor de montage zijn de volgende gereedschappen nodig:
■ 2 x kruiskopschroevendraaier (grote en kleine kruissleuf)
■ Torx schroevendraaier (T25)
■ Moer- of steeksleutel met sleutelmaat 8 mm
16