19. De zender staat
op OFF, maar het
toestel blijft
branden.
20. De afstands-
bediening werkt
niet.
21. De behuizing
van de ontvanger
is gesmolten.
22. Het toestel
schakelt
ongevraagd over
naar waakvlam-
stand. Dit geeft
aan dat de
ontvanger
oververhit is.
23. Het toestel
brandt met korte
blauwe vlammen.
Er zit vuil in de gasklep.
Er is geen overdracht tussen
afstandsbediening en
ontvanger.
De ontvanger is defect.
De afstandsbediening en
ontvanger herkennen elkaar
niet.
De batterijen zijn (bijna) leeg. Vervang de batterijen.
De afstandsbediening is
defect.
Er is storing van andere
draadloze RF-systemen
(bijvoorbeeld draadloos
internet, babyfoon,
spelconsole, draadloze
luidsprekers, draadloos
weerstation ...).
De afstandsbediening is
buiten het bereik van de
ontvanger.
De ruit is niet goed afgedicht. Plaats de ruit correct.
De dichting tussen de ruit en
de verbrandingskamer is
beschadigd.
Er is geen verluchting onder
het toestel.
De ruit is niet goed afgedicht. Dicht de ruit beter af.
De verluchtingsopeningen
zijn afgedicht.
De luchtregeling is niet
correct afgesteld.
Er is te weinig gas op het
toestel.
© Well Straler alle rechten voorbehouden
Vervang het gasblok onmiddellijk!
Zie punt 20
Vervang de ontvanger.
Voer de LEARN-procedure uit.
Vervang de afstandsbediening.
Spoor de storingsbron op en schakel
die uit.
Breng de afstandsbediening dichter
bij het toestel.
Controleer of vervang de dichting.
Voorzie verluchting onder het
toestel.
Maak de verluchtingsopeningen vrij.
Stel de luchtregeling bij.
Controleer de voordruk en de
branderdruk.
47