6. De waakvlam
dooft na de
ontstekingscyclus.
7. De waakvlam
brandt maar de
hoofdbrander
slaat niet aan.
8. De afsluitkraan
staat open en er is
onmiddellijk gas op
de waakvlam.
9. De thermo-
staatkraan staat
dicht en toch is er
gas op brander.
10. De vlammen
zijn te klein.
11. Er is geen
grootstand.
De thermokoppel is
doorgebrand.
Er is een slecht contact in de
kring van de thermokoppel.
De thermokoppel zit niet of
onvoldoende in de vlam.
De waakvlam is te klein
afgeregeld.
De waakvlam is vervuild.
De elektromagneet is defect. Vervang de elektromagneet.
De debietregelschroef staat
dicht.
De branderdruk is
onvoldoende.
De inspuiter zit verstopt.
Er is een inwendige storing in
het gasblok.
De sturing is defect.
De klep van de
elektromagneet is vervuild.
Er is een inwendige storing in
het gasblok.
Er zit vuil op de
thermostaatklep.
Er is een inwendige storing in
het gasblok.
De voordruk is te laag.
De branderdruk is te laag.
Er zit vuil in de inspuiter.
Er wordt een foutieve
gassoort gebruikt.
Het gasblok is niet goed
afgeregeld.
De sturing is defect.
Er is een inwendige storing in
het gasblok.
Er is een slecht contact in de
ontvanger.
© Well Straler alle rechten voorbehouden
Vervang de thermokoppel.
Herstel het contact.
Plaats de thermokoppel dieper en/of
plooi het waakvlamkopje bij
(horizontaal of licht omhoog).
Regel de waakvlam bij. Plaats
eventueel een grotere sproeier.
Reinig de waakvlam met perslucht.
Draai de regelschroef open.
Regel de branderdruk correct af.
Reinig de inspuiter.
Vervang het gasblok onmiddellijk!
Vervang de sturing.
Reinig of vervang de
elektromagneet.
Vervang het gasblok onmiddellijk!
Vervang het gasblok.
Vervang het gasblok onmiddellijk!
Controleer de voordruk.
Regel de branderdruk correct af.
Reinig de inspuiter.
Controleer de gassoort (rode lak =
aardgas, groene lak = propaan).
Regel het gasblok correct af.
Vervang de sturing.
Vervang het gasblok onmiddellijk!
Vervang de ontvanger.
45