Een jaarlijks onderhoud omvat: • Nakijken of de punt van het thermokoppel niet verbrand is; • Nagaan of de hoofdinspuiter of waakvlaminspuiter niet verstopt is; • Nakijken van de piëzo ontsteker en ontstekingskaars; • Brander reinigen en branderopeningen uitblazen; • Waakvlam reinigen (uitblazen via luchtopeningen onderaan); • Toestel op gasdichtheid testen, in het bijzonder opnieuw gemonteerde onderdelen; • Werking van het toestel controleren: ontsteking waakvlam nakijken; nakijken of de waakvlam goed geregeld is; ontsteking van de hoofdbrander controleren, deze moet snel en geruisloos zijn; werking van de thermostaat uittesten; • Werking van de TTB uittesten (voor toestellen met open verbranding); • Ventilator (indien aanwezig) stofvrij maken; • Toevoer‐ en afvoerkanalen controleren. 1.3. Veiligheid 1.3.1. In acht te nemen veiligheidsvoorschriften • Gebruik het toestel uitsluitend voor verwarming, niet voor andere doeleinden. • Zorg ervoor dat gordijnen of andere brandbare materialen niet in contact kunnen komen met het gastoestel. • Laat niet toe dat kleine kinderen of zwakkere personen direct voor het gastoestel slapen. • Verboden op het gastoestel te gaan zitten. •...
Van zodra de oorzaak van het in werking treden van de TTB is verholpen, kan het toestel opnieuw worden ontstoken en zal het verder normaal functioneren. Het is verboden de TTB buiten werking te stellen. Raadpleeg bij aanhoudende problemen uw installateur. De defecte onderdelen mogen alleen vervangen worden door originele stukken positie van de TTB mag niet bijgeregeld worden. . De 1.3.3. Bijkomende veiligheid Onze toestellen zijn uitgerust met een ingebouwde thermostaat en veiligheidsysteem. Een thermokoppel belet de verdere gastoevoer in geval van toevallige uitdoving van de waakvlam. 1.4. Toestellen met ventilator Om koude luchtstromen te voorkomen bij een afgekoeld toestel, treedt de ventilator slechts in werking nadat het toestel voldoende is opgewarmd (na 5 à 8 minuten verwarming op maximum debiet). Na het doven van de brander blijft de ventilator nog een tijdje nablazen om de restwarmte volledig te benutten. ...
2.5 Sfeerkraan De bedieningskraan van het sfeerbrandersysteem (knop met verdikkende lijn) biedt de mogelijkheid de branders continu te laten branden, ongeacht de stand van de thermostaatknop. Opgelet: Het inschakelen van de sfeerbrander kan aanleiding geven tot overmatig gasverbruik. Vergeet niet de neutraal‐stand in te stellen indien u kiest voor een economische verwarming. Belangrijk: De waakvlam is de veiligheid en zekering van het toestel. Indien wegens om het even welke reden de waakvlam gedoofd is, zal men minstens 5 min. wachten alvorens opnieuw te ontsteken. 3. Plaatsing van het toestel Dit toestel moet conform aan de laatst van kracht zijnde voorschriften aangesloten en geïnstalleerd worden door een erkende installateur. Het mag alleen worden gebruikt in een voldoende geventileerde ruimte indien het een toestel met open verbranding is. Het toestel is bedoeld voor gebruik in combinatie met een gasinstallatie voorzien van een beheerde meter. Voor wat betreft de schoorstenen voor gaskachels/gashaarden dient de norm NBN B61‐002 “Centrale verwarmingsketels met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW gevolgd te worden – Voorschriften voor hun opstellingsruimte, luchttoevoer en rookafvoer” als referentie in het bijzonder voor wat betreft de te gebruiken materialen voor schoorstenen en tuberingen. ...
• Nagaan of er zich geen stof of vuil in de leiding bevindt alvorens deze aan te sluiten op het toestel. Dit is zeer belangrijk voor de veiligheid van het toestel, aangezien stof of vuil de werking van de kraanblok kan verhinderen of zelfs het afsluiten van de gastoevoer kan blokkeren; • Voorzie een losse overwerpmoer tussen het toestel en de kraan; • De aansluitkraan is voorzien in 3/8” G binnendraad; • Voor de schroefdraaddichtingen wordt uitsluitend gekeurd materiaal gebruikt; • Gebruik voor koperleidingen hardsoldeer met een smeltingtemperatuur hoger dan 450°; • Het drukverlies op de leidingen mag maximum 1 mbar bedragen; • Gebruik uitsluitend bicône aansluitingen met dikwandige moeren, minstens 0,7 × Ø. Minderwaardige aansluitingen ...