5. Bij de transmitter:
•
Voor transmitters met connectoren voor schroefaansluitingen:
a. Sluit de gekleurde draden aan op de bijbehorende klemmen.
In figuur 10 op pag. 9 ziet u welke klem bij welke draad
hoort. Er mogen geen blanke draden blootgesteld blijven.
b. Als u afgeschermde of gepantserde kabel gebruikt, sluit u het
vlechtwerk aan op het tapeind aan de achterzijde, zoals
omschreven in de Handleiding voor voorbereiding en
installatie van de 9-aderige Micro Motion flowmeterkabel.
•
Voor transmitters met I/O-kabels:
a. Bevestig het meegeleverde klemmenblok voor de
sensorbedrading op een DIN-rail. Het klemmenblok past op
verschillende railtypes (zie figuur 12).
b. Sluit de connector voor de sensorbedrading aan op het
klemmenblok. Draai de opgesloten schroeven aan om de
connector op het klemmenblok vast te zetten.
c. Sluit de gekleurde draden aan op de juiste klemmen op het
klemmenblok. In figuur 11 op pag. 10 ziet u welke klem bij
welke draad hoort. Er mogen geen blanke draden blootgesteld
blijven.
d. Als u afgeschermde of gepantserde kabel gebruikt, sluit u de
gevlochten afscherming aan op de klem zoals afgebeeld in
figuur 11 op pag. 10.
11