Aangepast bereik — Boven- en ondergrenzen
Wordt gebruikt voor het selecteren van de boven-
grens en ondergrens van een deel van de water-
kolom. Hiermee kunt u een deel van de waterko-
lom zien zonder wateroppervlak.
Bovenste en onderste limiet moeten minstens 6,5
voet (2 m) uit elkaar liggen.
OPMERKING: wanneer u een
aangepast bereik gebruikt, ontvangt u
mogelijk geen digitale dieptemetingen
of ontvangt u mogelijk onjuiste
dieptegegevens.
DownScan-bediening |
HOOK-serie
Frequentie
Regelt de transducerfrequentie die
wordt gebruikt door het apparaat.
800 kHz geeft de beste resolutie,
maar 455 kHz heeft meer dieptewerking.
Pingsnelheid
Regelt de snelheid waarmee de transducer sonar-
golven het water instuurt. Door het aanpassen van
de pingsnelheid kan de interferentie van andere
transducers worden verminderd.
Downscan-opties
30