OPMERKING: u kunt kleine (+/-40%)
wijzigingen aanbrengen in de gevoelig-
heid als automatische gevoeligheid is
ingeschakeld. U moet de sonarfunctie
uitschakelen om significante aanpas-
singen te maken.
Bereik
Selecteert het diepste bereik dat
wordt weergegeven op het display.
Bereikinstellingen geven het deel van
de waterkolom aan vanaf het water-
oppervlak tot aan het geselecteerde dieptebereik.
Als u een dieptebereik selecteert dat te ondiep is,
kan de unit geen koppeling maken met de bodem.
Aangepast bereik — Boven- en ondergrenzen
Wordt gebruikt voor het selecteren van de
bovengrens en ondergrens van een deel van de
waterkolom. Hiermee kunt u een deel van de
waterkolom bekijken zonder wateroppervlak of
bodem. Bovenste en onderste limiet moeten
minstens 6,5 voet (2 m) uit elkaar liggen.
OPMERKING: wanneer u een aan-
gepast bereik gebruikt, ontvangt u
mogelijk geen digitale dieptemetingen
of ontvangt u mogelijk onjuiste diepte-
gegevens.
Frequentie
Regelt de transducerfrequentie die wordt ge-
bruikt door het apparaat. Dit apparaat onder-
steunt conventionele sonarfrequenties en CHIRP-
en DownScan-sonarfrequenties.
21
Menu Aangepast
bereik
Sonarbediening |
HOOK series