Storingen
Soort storing
Effect
Temperatuurverschil in het zonnecircuit te hoog / te hoge aanvoertemperatuur / te snel hoge collectortemperatuur
Opbrengst zonne-energie te laag
of schade aan installatie.
Drukverlies in de installatie.
Opbrengst zonne-energie te
laag.
Geen debiet zichtbaar op doorstroomindicatie ondanks draaiende pomp.
Opbrengst zonne-energie te
laag.
Geluid in collectorveld bij sterke zonnestralen (waterslag).
Lekkage in zonnecircuit.
Zonneboiler koelt sterk af.
Hoge warmteverliezen.
Bij instraling beslaan van collector gedurende langere tijd.
Condensaat in de collector.
Te lage installatiecapaciteit.
Opbrengst zonne-energie te
laag.
Naverwarming draait ondanks goede zonne-instraling.
Opbrengst zonne-energie te
laag.
Tab. 15
20
Mogelijke oorzaken
Defecte temperatuursensor of regelaarfunctie.
Lucht in systeem.
Debiet te klein.
Verstopte leiding.
Collectorvelden niet hydraulisch ingeregeld.
Verlies van solarvloeistof op de verbindingen.
Verlies van solarvloeistof door geopend veiligheidsventiel.
Stoom door geopende ontluchter ontweken (normaal bedrijf).
Vorstschade.
Afsluiters zijn gesloten.
Lucht in systeem.
Aanwijzer op doorstroombegrenzer zit vast.
Geen homogene doorstroming van de collectorvelden mogelijk. Leidingwerk controleren.
Expansievat te klein of defect.
Pompcapaciteit te laag.
Collector met collectortemperatuursensor in de schaduw.
Aanvoer en retour verwisseld.
Lucht in systeem.
Boilerisolatie defect of niet correct gemonteerd.
Regelaarinstelling naverwarming onjuist.
Eenpijpcirculatie (microcirculatie in de leidingen).
Circulatie t.g.v. thermosifonwerking via het collectorveld of de
circulatieleiding of naververwarming.
Tapwatercirculatie draait te vaak en/of 's nachts.
Ventilatie van de collector (bij beluchte collectoren)
onvoldoende.
Collectoren in de schaduw.
Lucht in de installatie.
Pomp draait met verminderd vermogen.
Warmtewisselaar vervuild / verkalkt.
Sterke vervuiling op de collectorvensters.
Boilertemperatuursensor naverwarming defect of verkeerd ge-
positioneerd.
Circulatie verkeerd aangesloten of te lang ingeschakeld.
Naverwarmingstemperatuur te hoog ingesteld.
Lucht in de installatie.
Regelaar defect.
Oplossing
Instellingen temperatuursensor en regelaar controleren.
Ontlucht de installatie.
Doorstroomhoeveelheid controleren / instellen.
Leidingen controleren / spoelen.
Hydraulische inregeling uitvoeren.
Lekkende plaatsen hardsolderen. Afdichtingen vervangen. Koppe-
lingen natrekken.
Expansievat, voordruk en grootte controleren.
Ontluchter na het ontluchten sluiten.
Vorstbeveiliging controleren.
Open de afsluiters.
Ontlucht de installatie.
Doorstroombegrenzer reinigen.
Dimensionering en voordruk van het expansievat en de werkdruk
controleren.
Controleer de pomp, indien nodig vervangen.
Schaduw wegnemen.
Controleer de leidingen, indien nodig verwisselen.
Installatie ontluchten en leidingen op verval controleren.
Isolatie controleren. Boileraansluitingen isoleren.
Instellingen ketelregelaar controleren.
Warmteisolatielus uitvoeren.
Terugslagkleppen controleren.
Schakeltijden en intervalbedrijf controleren.
Ventilatieopeningen reinigen.
Schaduw wegnemen.
Ontlucht de installatie.
Pomp controleren.
Warmtewisselaar spoelen / ontkalken.
Collectorvensters met glasreiniger (geen aceton) reinigen.
Positie, montage en karakteristiek van de boilertemperatuursensor
controleren.
Controleer de circulatieaansluiting en indien nodig de inschakelduur
van de circulatie.
Instellingen controleren.
Ontlucht de installatie.
Controleer de regelaar, indien nodig vervangen.
Design-zonnestation – 6 720 804 401 (2012/12)