I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
Zorg dat de voorruit volledig aansluit op de zijruit (er mag geen opening ontstaan tussen de zijruit en de voorruit).
!Let op
Indien de voor- en zijruit niet op elkaar aansluiten;
Ø
Draai de parkers in de klemstrippen van de zijruit enkele slagen los,
Ø
Schuif de zijruit strak tegen de voorruit aan.
!Let op
Voorkom dat er afdichtingsband tussen de voor en zijruit zit (waar de ruiten op elkaar aansluiten).
Ø
Draai de parkers van de klemstippen vast
5.11.2 Zijruit(en)
De zijruit(en) moet(en) vervangen worden in geval van een scheur of breuk in de ruit.
5.11.2.1 Verwijderen zijruit(en)
Ø
Verwijder de voorruit; zie hierboven paragraaf 5.11.1.1.
Ø
Draai de 2 parkers van de onderste glasstrip 2 slagen los met behulp van de bijgeleverde dopsleutel.
Draai de parkers niet uit, maar laat deze in de onderste glasstrip zitten.
!Let op
Ø
Draai de 2 parkers uit de bovenste glasstrip met behulp van de bijgeleverde dopsleutel.
Ø
Verwijder de bovenste glasstrip.
Ø
Kantel de ruit aan de bovenkant iets naar u toe.
Ø
Pak de ruit aan beide zijkanten vast.
Ø
Til de ruit op en kantel deze aan de onderzijde naar u toe.
Ø
Neem de ruit eruit.
5.11.2.2 Plaatsen zijruit(en)
Het plaatsen van de zijruit(en) gaat in omgekeerde volgorde van het verwijderen zoals hierboven is beschreven.
Draai de parkers niet te vast ter voorkoming van afbreken en/of doldraaien: vast=vast.
!Let op
5.12 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het toegepaste afvoer
systeem.
Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of wordt de luchtinlaatgeleider verwijderd.
De voorwaarden voor toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2, Tabellen 4, 5 en 6.
5.12.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd.
Deze wordt als volgt geplaatst (zie Bijlage 3, afb. 12):
Ø
Schroef de 6 parkers (S) los van de middelste plaat (T).
Ø
Verwijder deze plaat.
Ø
Plaats de restrictieschuif.
Ø
Stel de afstand van de restrictie in met de bijgeleverde mal (zie Bijlage 3, afb. 13) volgens:
- 33 mm afstand betekent dat de schuif maximaal wordt dichtgeschoven;
- 38, 43 en 48 mm afstand worden ingesteld m.b.v. mal.
Ø
Zet de restrictieschuif vast m.b.v. de inbusbout (U).
Ø
Plaats de middelste plaat weer terug.
5.12.2 Luchtinlaatgeleider (L)
De luchtinlaatgeleider (L) bevindt zich aan de achterkant van de bak (M) rondom brander.
Ga bij het verwijderen als volgt te werk (zie Bijlage 3, afb. 14):
Ø
Draai de parkers uit de bak rondom brander en neem deze uit het toestel;
Ø
Draai de parkers (N) los en verwijder deze.
Ø
Verwijder de luchtinlaatgeleider.
Ø
Plaats de bak rondom brander terug in het toestel en zet deze weer vast met de parkers.
NL